Tussen onderdrukking en losbandigheid
Wil een moslima volledig emanciperen, dan dient ze haar hoofddoek af te slingeren en te breken met het geloof van haar ouders. Naema Tahir vindt dat we af moeten van dat simplistische beeld. De moslima emancipeert op haar eigen manier.
Na de aanslagen van 11 september 2001 begon Naema Tahir zich te mengen in het islamdebat. Als mensenrechtenjurist en moslima liet zij zich vaak kritisch uit over de achtergestelde positie van de islamitische vrouw. Dat doet ze in Gesluierde Vrijheid nog steeds, maar wel met de boodschap dat de meeste moslima’s die strijd allang aan het voeren zijn. Het is alleen minder zichtbaar omdat het subtieler gebeurt.
Emancipatie mét religie
Dat komt, zo betoogt Tahir, door het westerse beeld van vrouwenemancipatie, afkomstig van het feminisme van de jaren zestig. Religie (vooral islam) en vrouwenemancipatie zouden elkaar volgens dat beeld uitsluiten. Zo zien veel moslima’s dat niet: zij willen emanciperen op hun eigen manier. Mét religie. Tekenend is de Vlaamse organisatie Baas Over Eigen Hoofd, een vrouwenbeweging die strijdt voor het recht een hoofddoek te dragen.
Tahir schrijft niet over abstracties als ‘dé islam’ maar over concrete moslima’s – een welkome uitzondering in het islamdebat. De moslima’s die in het boek voorkomen willen het liefst westerse verworvenheden als persoonlijke vrijheid combineren met de oosterse tradities en wensen van de familie. Dat is schipperen omdat die twee idealen soms met elkaar botsen.
Gearrangeerde huwelijken
Tahir focust voornamelijk op de partnerkeuze. Binnen de islamitische gemeenschap is dat lang niet altijd een vrije keuze. Maar dat de keuze niet volledig vrij is, wil niet zeggen dat er ook altijd sprake is van een gedwongen huwelijk. In de praktijk zit het vaak tussen deze uitersten in: van ouders die kandidaten slechts voorstellen tot ouders die alles met de aanstaande schoonfamilie al bekokstoofd hebben waarna de druk zo groot is omdat de zoon of dochter bij weigering de familie grote schande toebrengt. Er is geen sprake van duidelijke dwang maar het huwelijk wordt het kind wel opgedrongen. Vaak accepteert zoon of dochter de voorgestelde partner om de lieve vrede te bewaren. Dit ‘gedrongen’ huwelijk, zoals Tahir het noemt, ziet zij het meest.
Wanneer de partnerkeuze niet strookt met de wens van de familie, staan moslima’s voor een tragische keuze: kiezen voor het eigen geluk of voor de eer van de familie. Het is slechts een kleine minderheid die zich volledig onderwerpt aan, of juist radicaal breekt met de ouders. De meerderheid probeert een tussenweg te vinden of leidt een dubbelleven. Soms is de kloof niet te overbruggen en leidt het tot trieste gevallen, vrouwen die er maar niet in slagen een serieuze partner te vinden die geaccepteerd zal worden door de ouders. Andere keren geven de ouders toe en brengen een groot offer, zoals in het geval van Aliyah die met een katholiek besloot te trouwen. Haar ouders gaven uiteindelijk hun zegen over het huwelijk, ‘gewoon omdat het lieve mensen zijn die hun dochter gelukkig willen zien’. En de moeder? Die zat heel de bruiloft te huilen – en niet van geluk.
Naema Tahir roept op tot een volgende stap in het islamdebat, net name wat betreft de emancipatie van moslima’s. Daarbij moet meer aandacht komen voor de moslima’s die die strijd, vaak in het verborgene, allang voeren. Zij kunnen een voorbeeld zijn voor hun geloofsgenoten. Met dit boek, dat eens verhalen ván en niet louter óver moslima’s bevat, is een goede stap in de juiste richting gezet.