Opnieuw de wereld in
In Japan leven meer dan drie miljoen jongeren in volledig isolement, zogenaamde hikikomori’s. Het hoofdpersonage in Een bijna volmaakte vriendschap is zo’n hikikomori, maar weet dankzij het ontstaan van een wonderbaarlijke vriendschap zijn isolement te doorbreken.
Wanneer Taguchi Hiro zichzelf vrijlaat uit zijn kamer, heeft hij twee jaar lang elk sociaal contact gemeden. Hij komt voor het eerst weer buiten, en na een moeizame wandeling belandt hij op een bankje in het park. Vanaf die dag keert hij dagelijks terug naar hetzelfde bankje, en elke dag zit er dezelfde man tegenover hem. Ze beginnen elkaar te herkennen, vervolgens te groeten en uiteindelijk raken ze aan de praat. Over waarom ze daar zitten, wat er is misgegaan in hun leven en waarom ze niet meer durven.
Aftastende gesprekken
De Japans-Oostenrijkse Milena Michiko Flašar debuteerde in 2008 met de verhalenbundel Ich bin, twee jaar later volgde de novelle Okaasan – Meine unbekannte Mutter. Haar romandebuut Een bijna volmaakte vriendschap is het eerste werk dat naar het Nederlands vertaald is. Een veelbelovend debuut, dat opvalt door de eigenzinnige stijl die Flašar nu al heeft ontwikkeld. De setting van het verhaal is eenvoudig, maar met een fijngevoelige toon weet ze de lezer mee te nemen naar andere werelden, de verledens van de personages.
Het ritme van de roman past bij de melancholie en de eenzaamheid die de personages in hun greep houden. De gesprekken zijn geen standaard opgebouwde monologen, maar worden gevormd door vaak korte, haperende zinnen. De moeite die het Taguchi kost om zijn leed te delen, om überhaupt contact te maken met een ander mens, is hierin duidelijk voelbaar. Taguchi spreekt twijfelend, al nadenkend over zijn verleden. Op momenten dat het te pijnlijk wordt, blijven zijn zinnen soms zelfs afgebroken steken. Doordat Flašar het leed zo invoelbaar weet weer te geven, is het voor de lezer geen moeilijke taak het verzwegene zelf in te vullen.
De gesprekken tussen de twee personages worden afgewisseld, maar lopen ook vaak over in gedachtegangen, waardoor de personages ook tegen zichzelf lijken te praten. Hun isolement schijnt op deze manier door de tekst heen. In deze passages is de taal vloeiender en kan Flašar af en toe verblijden met een poëtisch fragment. Nadat Taguchi eindelijk heeft durven spreken bijvoorbeeld, reflecteert hij:
Ik was een uitgedroogde rivierbedding waar na jaren van droogte hevige regen op valt. De bodem zuigt zich snel vol en daarna is er geen houden meer aan. Het water stijgt en stijgt, treedt buiten de oevers, haalt bomen en struiken neer, likt het land. Een bevrijding, met elk woord dat ik sprak.
Vriendschap en verwantschap
Tijdens het verstrijken van de dagen en daarmee de gesprekken die Taguchi en zijn bankbuurman voeren, maakt Taguchi zichtbaar een ontwikkeling door. Voordat hij zijn huis verlaat, denkt hij zichzelf te beschermen door zich niet bezig te houden met het lot van anderen. Hij wil geen medeleven kennen. Door de ontroerende vriendschap die ontstaat tussen hem en de man naast hem op het bankje verandert zijn kijk op de wereld, en durft hij langzaamaan weer medeleven en begrip te tonen.
Deze ontwikkeling van Taguchi gaat met vallen en opstaan. Zijn twijfel en wantrouwen zijn groot, elke stap die hij neemt is een obstakel. De lezer wordt meegenomen in deze strijd, sterker nog: de levensles die Taguchi uiteindelijk leert zou ook een levensles voor de lezer kunnen zijn. De verwantschap die zo lijkt te ontstaan tussen de lezer en het verhaal vormt een extra dimensie in dit toch al meeslepende verhaal over vriendschap en medeleven.