(Hopeloos) tijdloos
Let’s go-ooh, time’s a-wastin’, zongen Carl Smith en June Carter al in de jaren zestig. Sindsdien hebben we alleen maar meer haast gekregen. Slechte zaak, vindt Koen Haegens, die in Neem de tijd een analyse van onze tijdsgerelateerde problemen uiteenzet.
Het lijkt wel of we overal advies horen over hoe we onze tijd zouden moeten indelen. Begrippen als stress, burn-out, onthaasting en mindfulness zijn gemeengoed geworden. Aan de ene kant hebben we allerlei problemen met ons levenstempo, en aan de andere kant worden ons technieken aangereikt om beter om te gaan met het gevoel dat we alles wat we moeten en willen doen in een heel klein beetje tijd moeten proppen.
Geen grip
Neem de tijd is gelukkig niet nóg een boek met dergelijke adviezen. Het gaat meer over wat de betekenis van tijd is. Niet in natuurkundige of metafysische zin, maar praktisch. De invloed van de manier waarop we denken over tijd (ons ’tijdsregime’ en onze ’tijdsdiscipline’) is groot, volgens Haegens. Hij laat zien dat het begrip tijd reikt van overtolligheid (we doen meer in minder tijd, dus hebben we minder werknemers nodig) tot onzekerheid over toekomstige pensioenen (alles verandert zo snel dat we met geen mogelijkheid kunnen voorspellen hoe de vlag er over twintig of dertig jaar bij zal hangen). ‘Tijd is geen individuele, maar een maatschappelijke kwestie’, stelt Haegens:
Want wie het gevoel heeft niet langer zelf richting te kunnen geven aan het bestaan, beschikt niet over zijn eigen leven. Die verliest de grip op de wereld om zich heen. Dat klinkt abstract, maar voor te veel mensen is het een realiteit. Bijna één op de drie Nederlanders geeft desgevraagd aan dat hij voor zijn gevoel geen grip heeft op de eigen toekomst. Dat is iets wat álle mensen zich dienen aan te trekken.
De grote tijdsvraag
Tijd als ruling principle van het leven, dus. Haegens overtuigt in zijn analyse, draagt nieuwe inzichten aan en gebruikt zijn eigen ervaringen om theorieën wat inleefbaarder te maken. Jammer is wel dat de indeling wat ongelukkig is: vijftien pagina’s voor het einde kondigt hij aan dat het belangrijkste deel van het boek – zijn ideeën over hoe we aan onze tijdsfuik kunnen ontsnappen – aan is gebroken. Dat had misschien wel iets eerder gekund.
Het neemt echter niet weg dat Neem de tijd een inspirerend boek is. Door Haegens’ ontleding van de rol die tijd in onze levens speelt, en van de manier waarop onze tijd gemanipuleerd wordt door economische en maatschappelijke krachten, ga je inderdaad vragen stellen. Is het bijvoorbeeld mogelijk niet meer drie verschillende bezigheden meer in een halfuurtje te proppen – om de gewoonte van ’tegelijkertijdigheid’, zoals Haegens het noemt, te doorbreken? Niet om te ontstressen of onthaasten, zoals de zelfhulpboeken het willen, maar omdat het antwoord op Haegens’ vraag verstrekkende consequenties heeft: ‘wie beslist over mijn tijd?’