Nieuwe Kluun mist diepgang
Kluuns derde roman Haantjes markeert de terugkeer van Stijn. Die kennen we nog uit Komt een vrouw bij de dokter en De weduwnaar. Dit verhaal speelt zich voor die tijd af, in 1998. Toen Stijns vrouw nog niet aan kanker leed en zijn reclamebureau nog in de kinderschoenen stond.
Aan Kluun de haast onmogelijke taak om met zijn nieuwe boek de twee schandalig succesvolle voorgangers te overtreffen. Van beide boeken gingen ruim anderhalf miljoen exemplaren over de toonbank. Een duizelingwekkend aantal. De grote vraag is natuurlijk of Kluun met Haantjes bewijst dat hij een ‘echte’ schrijver is. Kluuns voorgaande boeken kregen namelijk forse kritiek te verduren. Hoge bomen vangen altijd veel wind, maar de kritiek van de literatuurrecensenten was fundamenteel: Kluun zou niet kunnen schrijven. De auteur heeft overigens nooit beweerd een groot stilist te zijn.
Succes voor het grijpen
Haantjes kent dezelfde vlotte schrijfstijl als zijn voorgangers en ook de personages kennen we al. Wel verdwenen zijn de infokaders, waarin karakters kort worden geïntroduceerd, en de wramples (geciteerde songteksten). Het verhaal laat zich eenvoudig navertellen. Stijns vrouw Carmen is zojuist bevallen van dochter Luna. Samen met zijn vriend Frenk heeft hij net het reclamebureau Merk in uitvoering opgezet. In de Rolodex van het jonge bedrijf staan bepaald geen misselijke contacten, maar tot grote opdrachten is het nog niet gekomen.
Stijn en Frenk denken de eerste grote slag te slaan als de Gay Games naar Amsterdam komen. Het internationale evenement trekt honderdduizenden bezoekers vanuit de hele wereld. Bij gebrek aan externe interesse financieren de mannen hun project zelf. Ze drukken de vlaggenprint van de vertegenwoordigde landen op petjes, fluitjes, vlaggen en T-shirts. Hun unique selling point is dat de kleur rood steeds vervangen wordt door roze. De Japanse vlag wordt een witte met een roze stip en rood-wit-blauw wordt roze-wit-blauw. De beste ideeën zijn de simpelste en commercieel succes ligt voor het grijpen. Althans, zo redeneren de heren.
Inhoudelijk staat Haantjes in schril contrast tot zijn voorgangers. De zwaarbeladen thematiek uit de eerste boeken vinden we hier niet terug. Niemand gaat dood en niemand rouwt. Wel gebleven is de sarcastische humor, maar binnen dit luchtige kader mist die doel: er is weinig om tegenaan te schoppen. Een lichthumoristisch verhaal hoeft niet per definitie te lijden onder een flinterdun plot, maar als de personages diepgang missen, wordt het anders. We zien Stijn kwakkelen in zijn rol als onervaren vader en een hoop vaktechnische reclametermen uitspuwen. We zien zijn honger naar succes en lezen tussen de regels door zijn angst om te falen, maar een diepere achtergrond is er niet.
Vrouwen versus mannen
Kluun opent met een quote van Sylvia Tóth, zakenvrouw van het jaar 1985.
Als vrouwen het voor het zeggen hadden gehad, zaten we nu niet zo in de penarie. Kijk naar de dertig zakenvrouwen van het jaar in Nederland. Tot nu toe is er nog nooit eentje failliet gegaan.
Dat is een interessant uitgangspunt en een mooie achterliggende gedachte. Carmen dingt namelijk mee naar de prijs voor zakenvrouw van het jaar. Helaas blijft ze buiten een paar alinea’s om buiten beeld. De focus ligt op Stijn en Frenk, de mannen, en hoe zij tekortschieten in het slijten van merchandise aan homominnend Amsterdam. Als Carmens aandeel in het verhaal groter was geweest, was het falen van Stijn en Frenk harder aangekomen en zou de quote meer worden geruggensteund.
Het is misschien geen breekpunt, maar er is meer in deze roman wat het net niet is. Bijvoorbeeld de weinig houtsnijdende subvraag. In de proloog realiseert Stijn zich dat hij alleen het Gay Games-gevoel had kunnen krijgen door seks te hebben met een man. Of dit vervolgens ook gebeurt, wordt duidelijk in een van de slothoofdstukken. Daarin wordt een suggestief antwoord er met de haren bijgesleept; alsof er nog een taboe in de roman moest worden verwerkt.
Gebrek aan inhoud
Dankzij Kluuns vlotte pen en gelikte dialogen zorgen de stuntelende reclamemannen voor enkele glimlachjes, maar nergens worden hun belevenissen meer dan zomaar gebeurtenissen. Niet meer dan een leuke anekdote die op een verjaardag voorbijkomt. ‘Weet je nog die gigantische blunder die we begingen toen…’ Dat is best aardig, maar niet uitgespreid over tweehonderd pagina’s. Als Haantjes iets duidelijk maakt, is het dat Kluun wellicht een meer beladen onderwerp nodig heeft om te overtuigen. Daar konden het stilistisch matige Komt een vrouw bij de dokter en De weduwnaar tenminste nog op terugvallen. Een Wieringa, Rosenboom of Krabbé is Kluun namelijk niet, en dan wordt het lastig om zonder noemenswaardige thema’s te overtuigen.