Boeken / Non-fictie

Nog nooit zo op zichzelf geleken

recensie: Kees van Kooten - Hartstochtjes

In Hartstochtjes – een typisch Keesvankotologisme – kijkt de schrijver naar kunst. Wat blijkt: grote kunst zegt uiteindelijk altijd iets over onszelf.

In Hartstochtjes zijn alle verhalen verzameld die Van Kooten ooit schreef over beeldende kunst. De meeste voor de kunst- en cultuurglossy Hollands Diep (intussen ter ziele), enkele werden al eerder in boekvorm gepubliceerd.

Fantastisch mooi

Alvorens we beginnen met de inhoud, de stijl, de betoogtrant en wat literairs er nog meer zij: oh oh oh, wat ziet Hartstochtjes er fantastisch mooi uit. De Bezige Bij heeft z’n best gedaan om alle ‘picturale stukken’ van Van Kooten op een zo fraai mogelijke wijze te bundelen. De kaft is hard maar kan soepel worden open- en dichtgeslagen, de pagina’s zijn glanzend en zorgen ervoor dat de schitterende kleurenplaten de uitgestalde kunstwerken volledig recht doen en het omslag … Ja, dat omslag. Daarover later meer.

Het dankwoord aan vormgever Willem Morelis achter in het boek is volledig terecht. Morelis heeft ervoor zorg gedragen dat Hartstochtjes zelf een kunstwerk is geworden waarover ooit weer nieuwe Kees van Kootens lyrisch kunnen vertellen. Maar genoeg nu over het uiterlijk vertoon, hoe belangrijk ook bij beeldende kunst.

Enthousiasme

Hartstochtjes past op de boekenplank naast het even grote, even kleurrijke maar toch net wat minder fraaie Hilaria. Op die manier heb je een fijn Van Kooten-duo: de absurdist-ironicus en de bewonderaar-lyricus, naast elkaar.

Wanneer Van Kooten schrijft over dat domein van de kunst waarin hij geen uitvoerder, maar slechts bewonderaar is, krijgt hij iets van de bewonderende toeschouwer die over de vleugel hangt om een bevriende pianist op z’n vingers te kijken. Een gevoel dat hij in een van zijn eerdere werken zelf trouwens precies zo beschreef. De schrijver wordt zendeling, erop uitgestuurd om de boodschap van de goede smaak en de hoge kunst te verspreiden. Dat enthousiasme, dat plezier in de kunst zelf en het beschrijven ervan, die glanst je van de pagina’s tegemoet.

Masereel en prutselen

Van Kootens smaak is breed en origineel: hij schrijft over de zoektocht naar de plek waar Frans Masereel precies zijn schilderij moet hebben geschilderd, maar ook over legpuzzels, over zijn overbodige boeken die hij overal te lande in de bus stopt bij huizen die het plaatselijke theater omringen (zou dit werkelijk waar zijn? En zo ja, is dat dan geen prachtig kunstproject, eigenlijk?), over de smaak en wansmaak van religieuze kalenders, over Duane Hanson, Sempé en het deurhangen op schilderijen, over arceren en over prutselen; Van Kooten schrijft, verbaast zich en maakt nieuwsgierig.

Het beste is hij op dreef als hij zich niet beperkt tot de beschrijving van leven en werk van een kunstenaar of kunstvorm, maar wanneer gebeurtenissen uit zijn persoonlijke leven de overhand nemen. Net als in de rest van zijn oeuvre, inderdaad. Neem het verhaal over de zoektocht van Van Kooten en zijn vrouw naar een tweede huisje in Frankrijk. Bij iedere bezichtiging onder leiding van een vrouwelijke makelaar duikt dezelfde zwijgende man op. Het duurt even voor les Hollandais begrijpen dat ze hier met een door henzelf gedekmantelde amourette van doen hebben. Niemand die zo goed de komieke chroniqueur van zijn eigen leven kan zijn.

Roman

Het slotverhaal, over foto’s en portretten van hemzelf, brengen leven en kunst dichter bij elkaar dan je voor mogelijk zou kunnen houden: hoe goed gelijkend een schilder Van Kooten ooit nog zal treffen, nooit zal het zo goed lijken als het portret van kleinzoon Roman, zeven jaar. De kindertekening vormt het omslag van Hartstochtjes en verdomd, als je niet wist dat het een kindertekening was, zou het best een Van Kooten-portret door een bekende abstracte tekenaar kunnen zijn. De laatste zin van dat stuk is ook de laatste zin van Hartstochtjes. Beter had de recensent dit nieuwste boek onmogelijk kunnen typeren: ‘Nog nooit heb ik zo op mijzelf geleken.’