Een bekering tot het darwinisme
Judith Schalansky had met haar vierde roman De lessen van mevrouw Lohmark onverwacht veel succes in Duitsland. Het wordt tijd dat ook Nederland valt voor deze bijzondere roman over een biologielerares die niet in staat is haar eigen rigide regels na te leven.
Inge Lohmark kijkt allang niet meer om naar haar man Wolfgang die zich dag in dag uit bezighoudt met zijn struisvogels. Haar dochter Claudia woont in Amerika en heeft ze in geen jaren meer gezien. Haar collega’s zijn zwakkelingen die niet beseffen dat ze zich laten gebruiken door hun leerlingen. Inge laat het maar begaan dat haar leerling Ellen gepest wordt, want zwakkere soortgenoten blijven nu eenmaal altijd zwak. ‘Wie de hopeloze gevallen wijsmaakte dat ze erbij hoorden, moest niet verbaasd staan kijken als ze vroeg of laat met staafbommen en lichte vuurwapens de school kwamen binnenlopen om wraak te nemen voor alles wat hun jarenlang was beloofd en telkens weer onthouden.’
Erika
Ondertussen is het leven van Lohmark leeg en troosteloos. Met behulp van haar ‘biologistische’ houding kan ze echter alles verklaren en relativeren, waardoor ze zich niet bewust hoeft te zijn van haar eigen ongeluk. De meest aangepaste wezens zijn het beste af en de minst aangepaste wezens delven het onderspit. Zo gaat dat nu eenmaal in de natuur. De mens is niet meer dan een soort die uiteindelijk ook weer uitsterft, waardoor er weer ruimte komt voor andere, nieuwe soorten. De enige persoon die haar niet onverschillig laat of waar ze geen hekel aan heeft is Erika, een leerling die haar fascineert. Je zou zelfs van verliefdheid kunnen spreken.
Maar ‘verliefdheid’ komt natuurlijk niet voor in het woordenboek van Lohmark. We lezen de roman vanuit Lohmarks perspectief en dat betekent dat de zinnen kort, zakelijk en gespeend van emotie zijn. Toch merkt Lohmark wel op dat ze aan het veranderen is. Zo verbaast ze zichzelf wanneer ze de bus niet heeft genomen omdat Erika ook niet in de bus stapte: ‘Waar was haar instinct gebleven? Hoe was ze hier verzeild geraakt? Waar was de staart die ze nu kon afwerpen?’
Begrip en sympathie
Lohmark ziet de ontwikkeling die ze doormaakt als een zwakte en blijft vasthouden aan datgene wat ze in haar lessen predikt: ‘aanpassing is alles’. Ondertussen heeft ze niet in de gaten dat ze door haar ideologisering van het darwinisme zelf de minst aangepaste persoon is, in tegenstelling tot de ‘zwakkelingen’ die ze veracht. Dit gegeven zal uiteindelijk consequenties hebben, maar of ze ooit in staat is om zelf tot een dergelijk inzicht te komen is de vraag.
Het moge duidelijk zijn dat Lohmark met haar afwijkende visie op de wereld niet makkelijk te begrijpen valt, laat staan dat het makkelijk is voor de lezer om sympathie te voelen voor Lohmark. Toch weet Schalansky zowel begrip als sympathie te bewerkstelligen door de lezer op overtuigende wijze mee te voeren in de gedachtewereld van Lohmark. Dit komt vooral door de directe, zakelijke stijl waarin het boek geschreven is, maar ook door de wijze waarop het boek is opgebouwd.
De roman is ingedeeld als biologieboek en bestaat uit drie grote hoofdstukken: Ecosystemen, Erfelijkheid en Afstammingsleer. Bovendien heeft Schalansky het verhaal zelf geïllustreerd met afbeeldingen die in ieder lesboek voor biologie thuishoren (de dubbele helix, het erfelijkheidsmodel). De lessen van mevrouw Lohmark is hierdoor veel meer dan een boeiend verhaal. Het is een beleving waar je in meegezogen wordt, met het risico dat je na het lezen van de roman bekeerd bent tot het darwinisme.