Ik ben een andere jij
Net als het VPRO-programma ‘Nederland van boven’ een paar jaar geleden deed, zoomt de nieuwe bundel van Jannah Loontjens in op de dagelijkse bezigheden van de mens en hoe het gekrioel van de menselijke mierenhoop als systeem samenhangt. In Dat ben jij toch onderzoekt ze de spanning tussen jou, mij en de (digitale) omgeving en speelt daarmee.
De titel verwijst op meerdere manieren naar de belangrijkste thema’s van de bundel, afhankelijk van welk woord je benadrukt. Identiteit en eenheid zijn de kernwoorden. Wanneer je dat benadrukt kun je je afvragen: wie of wat ben jij? Wanneer je jij of toch benadrukt gaat het om de verwarring die ontstaat tijdens het definiëren van een persoon in de groep en zijn leefwereld. Want zijn die groepsleden wel allemaal zo verschillend? Wie zijn wij in relatie tot onze omgeving en in hoeverre beïnvloeden we elkaar?
Ik en de ander
In het eerste deel ‘We hopen’ staat het zoeken van de eigen identiteit centraal. Het ik wordt onderzocht in relatie tot anderen, wat het direct gecompliceerd maakt. Je lijkt namelijk altijd wel op iemand en dus dringt de vraag zich op: in hoeverre ben ik mezelf dan nog?
Wist ik maar op wie ik lijk. Ik zou ook weten of ik lijk
op wie het lijkt dat ik lijk.
Ook de vraag naar originaliteit dringt zich op. Iedereen noemt zichzelf ik, maar we gebruiken ook allemaal dezelfde taal, dezelfde woorden. Levert dat dan nog echte individuen op? Loontjens geeft een antwoord in pakkende metaforen in ‘Wat je denkt’.
Ik is niet wie je denkt dat je bent. Ik
is hier, een woord waarmee jij, jij en jij
denken ik te zijn. Kies van het banket
van taal, waar de wijn rijkelijk vloeit,
combineer de derdehands letters en wat
krijg je: iets van jou, iets van mij,
een mens, een maatpak, een gedicht.
Het gedicht ‘Vind ik leuk – Reageren – Delen’ schetst het individu vervolgens ook in relatie tot de digitale wereld, waarin we via de sociale media onszelf kunnen presenteren door de dagelijkse beslommeringen te beschrijven en elkaar daar – naargelang de boodschap – troost, blijdschap of medeleven voor kunnen tonen. Maar ook hier de vraag naar het zelf: hoe authentiek zijn die boodschappen? Presenteren we onszelf, of presenteren we onszelf om – opnieuw – te laten zien hoe we op de ander lijken?
Deel en geheel
De beschreven werkelijkheid valt zo steeds meer uiteen in een fragmentarisch geheel, waar men heen en weer wordt geslingerd tussen afgescheiden zijn en een staat van heelheid. Er is ook geen oplossing voor die beweging, er is meer sprake van een continu proces van aftasten en afgrenzen. Dit wordt heel concreet beschreven in het gedicht ‘Wees welkom’, dat begint met ‘Zou jullie graag uitnodigen. Leuk jullie weer te zien.’ maar eindigt met ‘Ik houd de deur graag gesloten. Het tocht, zie je.’ Aan de ene kant is er een verlangen, aan de andere kant is er afstand.
De thema’s in deze bundel typeren de mens als wezen natuurlijk bij uitstek: men wil een individu zijn, maar ook ergens bij horen. Dit menselijke dilemma wekt Loontjens op intelligente wijze tot leven. Er wordt voortdurend verwarring gezaaid en twijfel geoogst. Spanningen worden gecreëerd en vragen opgeroepen, maar een eenduidig antwoord blijft uit. Gelukkig maar, want dat is wat deze bundel aantrekkelijk maakt. Identiteit is nu eenmaal geen kwestie van multiple choice.