Zeventig bier en onbaatzuchtige liefde
De woorden van een dronken man zijn de gedachten van een nuchtere man. Naar de overkant van de nacht bewijst het waarheidsgehalte van deze uitdrukking. Aan het begin van de roman, die zich geheel afspeelt op een carnavalsavond in Venlo, heeft het hoofdpersonage Ralf veertig bier op. Aan het einde van het boek zijn dat er meer dan zeventig. In de tussentijd heeft hij de lezer zijn levensverhaal verteld.
De opzet van de roman lijkt misschien erg eenvoudig, maar auteur Jan van Mersbergen heeft zich er allesbehalve makkelijk vanaf gemaakt. In Naar de overkant van de nacht verwerkt hij drie verhalen. Hij verweeft Ralfs belevenissen tijdens carnaval naadloos met anekdotes uit diens liefdeloze jeugd en uit zijn huidige bestaan met zijn vriendin Sara. Ook haar vier kinderen spelen een belangrijke rol in het boek: de eetverslaafde Maybelle, haar jongere broertje Alvin en de doofblinde tweeling Helen en Nettie.
Relaas van een zatlap
In het begin lijkt het boek meer op het onsamenhangende relaas van een dronken man dan op een weldoordachte roman. Als lezer weet je aanvankelijk niet hoe de verschillende verhaallijnen zich tot elkaar verhouden. Pas op de helft van het boek wordt duidelijk dat deze carnavalsnacht voor Ralf veel meer is dan een wild drankfestijn. Voor hem is deze nacht een ontsnapping: het is zijn enige mogelijkheid om zelfzuchtig en onverantwoordelijk te zijn. Vanaf het moment dat Ralf kennismaakt met Sara’s kinderen, is zij bang dat hij haar zal verlaten. Ralf doet alles om te bewijzen dat hij bij haar zal blijven. Van Mersbergen beschrijft dat op een manier die balanceert op de grens tussen sober, nuchter taalgebruik en poëzie, zoals in de volgende passage naar voren komt.
Maar die middag bleef ik. En die avond ook. Ik had niets anders aan mijn hoofd dan Sara en de meisjes en de andere kinderen. De beslotenheid van dat rijtjeshuis met die heg ervoor. De volgende dag was ik er weer. Alles was duidelijk. Er was maar één doel, één enkele richting. Een eindeloos recht kanaal.
Ongemakkelijke overgangen
Door drie verschillende verhaallijnen samen te brengen, soms binnen de beperkte ruimte van enkele regels, benadrukt Van Mersbergen zowel de chaotische carnavalssfeer als Ralfs dronkenschap. Deze aaneensluiting van uiteenlopende anekdotes heeft dus wel degelijk een functie, maar wordt na enige hoofdstukken storend vanwege de soms ongemakkelijke overgangen. Zo vertelt Ralfs carnavalsvriend ‘De Lange’ over zijn bezoek aan een snackbar. Dit vormt voor Ralf de aanleiding tot een overgang naar een anekdote over Sara’s tweelingdochtertjes.
De Lange zegt: Ik bestelde een portie vlammetjes.
Helen en Nettie zaten bij het kampvuur tegen me aan, in de gloed.
En wanneer andere carnavalsvrienden van Ralf de taxi moeten worden ingedragen, staat er:
Eerst die lange, wijs ik. Dan die kleine voorin, anders komt de kots aan de bekleding.
Alvin moest een keer overgeven in bed.
Het boek staat vol met dergelijke overgangen; functioneel, maar storend in hun onhandigheid.
Onbaatzuchtige liefde
Het duurt even om gewend te raken aan de toon van Naar de overkant van de nacht. Wie zich echter overgeeft aan de cadans van de carnavalsnacht zal in het boek een prachtig verhaal ontdekken: het relaas van een man die onderzoekt hoeveel hij kan en moet opgeven voor het geluk van een ander. De schrijfstijl van Van Mersbergen is prachtig poëtisch, en het is dan ook niet vreemd dat hij al jaren als een van de grootste Nederlandse literaire talenten wordt beschouwd. Van Mersbergen heeft keuzes moeten maken tussen de functionaliteit en esthetiek van bepaalde passages, en over zijn uiteindelijke keuzes valt te twisten. Ondanks enkele schoonheidsfoutjes is Naar de overkant van de nacht echter een beeldschoon boek geworden over altruïsme, verantwoordelijkheid, vrijheid en vooral over onbaatzuchtige liefde.