Poëtische essayistiek
.
De in Japan wonende Vlaamse dichter, essayist en neuropsycholoog erkent dat het stellen van de vraag ‘waarom is poëzie bijzonder?’ direct impliceert dat hij poëzie bijzonder vindt. Natuurlijk! Het Gedichtendagessay is namelijk sinds vier jaar ‘een persoonlijk pleidooi voor de poëzie’. Op uitnodiging van het Vlaams Fonds voor de Letteren wordt het ieder jaar door een Vlaamse dichter geschreven. Paul Bogaert, Luuk Gruwez en Charles Ducal gingen Jan Lauwereyns voor.
Interpretatie en associatie
Het Gedichtendagessay van dit jaar is geen helder betoog. De opbouw is zelfs even wennen. Het zijn paragrafen, gescheiden door een witregel, die beginnen met een vraag. Waarom is poëzie bijzonder? Wat is poëzie? Waar is mijn hart? Hoe verschijnt het in poëzie? Wat voor hart zoek ik eigenlijk? Wat weet ik van het hart? Wat doet het hart? Waar kan ik het geluid van het hart vinden? Zit het hart diep in de taal? Zit poëzie in het einde van de mond? Is de betekenis van poëzie een mond die er nog niet is, die iets onmogelijks oproept? Et cetera.
Via de gedichten van W.H. Auden, John Keats en Gerrit Achterberg komt Lauwereyns’ associatieve zoektocht naar het bijzondere aan poëzie uit bij de Japanse tekens voor het woord ‘betekenis’. Met zijn zeer vrije interpretatie van de losse onderdelen van deze tekens ‘hertaalt’ hij het woord naar ‘de smaak van het geluid van het hart’ – zoals het Nederlandse woord ‘aalmoezenier’ door een buitenlander hertaald zou kunnen worden naar ‘aal’, ‘moe’, ‘zen’ en ‘Ier’. Is ‘de smaak van het geluid van het hart’ de betekenis van poëzie? Het is weliswaar een prachtige titel voor het Gedichtendagessay, maar is het poëzie?
Woordkeus
De associatieve gedachtegang van het essay lijkt in zijn nonchalance tegenovergesteld aan het precieze taalgebruik dat zo kenmerkend is voor de poëzie. Maar schijnt bedriegt:
Waar is mijn hart?
Buiten.
Het wil overal zijn, in alle dingen.
Overal en nergens?
Hoe kan mijn hart naar ‘buiten’?
Via mijn inlevingsvermogen?
Door andere perspectieven te nemen. Door mij voor te stellen dat ik een aap ben, een stoel, een wolk in de hemel, een appartementsgebouw – om te voelen wat zij voelen, om te begrijpen wat zij begrijpen.
Deze nonchalante gedachtestroom bestaat wel degelijk uit een weloverwogen woordkeus. En dat niet alleen, het is ‘de poëzie van een landschap’, ‘de weergave van een gevoel in poëzie’: definities van poëzie uit Lauwereyns digitale Van Dale. Definities die hij veel meer in de buurt van de betekenis van poëzie vindt komen dan Wikipedia’s onnozele omschrijving: ‘een tekstvorm waarbij de lengte van de regels louter wordt bepaald door de auteur en niet afhankelijk is van de bladspiegel.’
Want ook de lengte van Lauwereyns’ regels is afhankelijk van de bladspiegel, en toch is zijn stijl niet wetenschappelijk, niet essayistisch, maar poëtisch. Sterker nog: het Gedichtendagessay 2011 is poëzie, van titel tot slot.