Vrije Fransman
Dapper, zelfstandig en onverzettelijk, maar ook dwars, Anti-Amerikaans en misschien zelfs seniel. Voor de een de grootste Fransman aller tijden, voor de ander een dictator. Charles De Gaulle zou weleens de meest controversiële Fransman aller tijden kunnen zijn.
Emeritus hoogleraar geschiedenis Hendrik L. Wesseling vond het tijd dat er een Nederlandstalige biografie aan het toch al indrukwekkende corpus over de voormalig president (1959-1969) van de Franse Republiek werd toegevoegd. Maar wat kan er nog toegevoegd worden aan het werk over een man die in 2004 werd gekozen tot de ‘grootste Fransman aller tijden’ en hoe doe je dit op een interessante, leuke manier?
‘Nee’
Inhoudelijk is het een rijk boek. Zo is er uitgebreid aandacht voor De Gaulles politieke opvattingen en zijn visie op staatsinrichting. Een heel hoofdstuk is gewijd aan hoe het hem lukte de instabiele Vierde Republiek door middel van een referendum te vervangen door de door hem ontworpen Vijfde Republiek. Het grootste deel van het boek draait echter om de verschillende momenten in De Gaulles leven waarop hij ‘nee’ zei terwijl zijn omgeving het tegenovergestelde van hem verwachtte. De Gaulle weigerde zich in 1940 bij de Franse capitulatie neer te leggen en gaf leiding aan de Vrije Fransen tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1946 weigerde hij de wens van de grondwetcommissie uit te voeren omdat hij zelf een andere grondwet voor ogen had, en ook weigerde militair afhankelijk te zijn van het Amerikaanse atoomwapen. Ook na de oorlog bleef De Gaulle een rebel.
De beeldvorming over De Gaulle in de naoorlogse periode was dan ook verdeeld. Voor sommigen was hij een onverzettelijke leider, voor anderen vooral een lastige man. Illustratief hiervoor is een quote van een Amerikaanse parlementariër die De Gaulle beschouwde als ’the most ungrateful man since Judas Iscariot’. Maar president De Gaulle was bezig met slechts één ding: Frankrijk moest weer worden ‘wat het is opgehouden te zijn sinds Waterloo: de eerste van de wereld’. Het was lastig om van De Gaulle te houden, maar, zo betoogt Wesseling, dat maakte ook niet uit. In veel van de gevallen waarin de Fransman ‘nee’ zei heeft de geschiedenis hem, achteraf, gelijk gegeven. Maar dat is nu eenmaal het lot van de meeste rebellen.
Waar zijn de tanks?
De man die nee zei staat bol van de ironische observaties en rake citaten. Zo komen De Gaulles beruchte zuinigheid langs en de praktische problemen die zijn lengte (1,96) veroorzaakten – zoals de noodzaak langere bedden in de presidentiële slaapkamer te plaatsen. Daarnaast is er aandacht voor de tragische episode in het leven van de De Gaulles waarin hun dochter Anne, die leed aan het syndroom van Down, op negentienjarige leeftijd overlijdt. Zo biedt Wesseling een aardige kijk op het privéleven van De Gaulle.
Toch ontbreken er ook enkele aspecten van De Gaulles leven, die ook zeker in dit boek hadden thuisgehoord. Zo worden van De Gaulles militaire loopbaan vooral de politieke gebeurtenissen besproken, maar is er weinig aandacht voor zijn militaire denken. Vooral De Gaulles originele gedachten over de inzet van het tankwapen, die door de Franse Generale Staf genegeerd werden, waren bijzonder interessant geweest om nader uit te diepen. De Franse oorlogsplanning voor 1940 liet immers veel te wensen over en De Gaulles superieuren wisten zich geen raad met het Duitse bliksemoffensief dat handig gebruikmaakte van de snelheid van hun Panzers. Het Duitse bevel had ‘vader van de Blitzkrieg’ Heinz Guderian wel de ruimte gegeven om zijn ideeën over de inzet van het tankwapen uit te werken, maar het starre Franse opperbevel was nooit geïnteresseerd in De Gaulles ideeën, die op die van Guderian leken.
Doe-het-zelf
Wesseling heeft geen onbekende paden bewandeld en brengt ook geen radicaal nieuwe ideeën over De Gaulle naar voren. Wel biedt hij zijn lezers een boeiend portret van een van de grootste en invloedrijkste staatsmannen van de twintigste eeuw. Het is helder en consistent opgebouwd rond het thema van De Gaulles weigering om zich door anderen te laten leiden. Wesseling laat veelal in het midden wat hij zelf van De Gaulles handelen vindt. De lezer mag hiermee zelf aan de slag, zoals het in historische werken hoort.
De man die nee zei is dan ook geen baanbrekend werk binnen alles wat over De Gaulle is gepubliceerd. Wel is het een interessant boek voor wie meer wil weten over het leven van de man die de Fransen zelf ‘de grootste aller tijden’ vinden en diens beweegredenen beter willen begrijpen.