Mysterieus eiland
Joshua Lohman denkt dat hij op een verlaten eiland de totale afzondering heeft gevonden. Maar hij is niet de enige die de laatste veerboot niet heeft genomen. Luchtvissers is een verhaal in sneltreinvaart, over een eiland vol vreemde snuiters.
Voor het eerst in zijn leven is het Joshua Lohman gelukt iets voor elkaar te krijgen. Zijn zelfverkozen verbanning lijkt een succes. Joshua verblijft alleen met zijn schuldgevoelens op een eiland waar de wind hem voortdurend om de oren slaat. Hij worstelt met het auto-ongeluk waarbij zijn stiefzoontje Noah om het leven kwam.
Gerwin van der Werf weet in zijn derde roman de pijn van de hoofdpersoon realistisch te verwoorden: de hoofdpijn, misselijkheid, nervositeit en de ibuprofennetjes die Joshua wegslikt, laten zien hoe hij fysiek aan het lijden is. Toch is het deze pijn die de roman ook in de weg zit: zelfmedelijden en een zeurderige toon liggen op de loer.
Randpersonages boeiender dan de hoofdpersoon
Al snel wordt het Joshua duidelijk dat hij niet de enige is op het eiland. Hij ontmoet het mysterieuze meisje Jo-Anne en de aapachtige Jens, die bij haar hoort. Ook is er dominee Quast, ooit verliefd op een twaalfjarige, debiele jongen die wél de laatste veerboot haalde. Quast preekt steevast voor een lege kerk: ‘God. Bestaat. Niet. Er is geen God. Houd op te geloven in dwaasheden. Er is geen twijfel, want er is geen God.’ Markus, wel gelovig, hoort dit aan. Ooit ging hij vreemd met de vrouw van Jens. Nu verzorgt hij zijn dementerende en vloekende Marthe en leert hij Joshua luchtvissen.
De personages die Van der Werf naast zijn hoofdpersonage Joshua schetst, zijn sterk en uitermate boeiend. Zo boeiend, dat ze Joshua eigenlijk overbodig maken. Aan het slot van het verhaal is hij weliswaar nodig om Jo-Anne uit de klauwen van grijpgrage mannen te redden, maar eigenlijk is hij een sombere slapjanus die het leven niet meer ziet zitten. Van der Werf weet de broodnodige afstand tot zijn personage niet te creëren. De schrijver zit Joshua dicht op zijn huid en valt vaak in herhaling, bijvoorbeeld over zijn hoofdpijn. Hij laat Joshua vertellen vanuit het ik-perspectief, wat pathetisch aandoet. Bij de overige eilandbewoners kiest Van der Werf voor het alwetende vertelstandpunt, waardoor afstand ontstaat en deze hoofdstukken beduidend spannender zijn.
Sneltreinvaart van korte hoofdstukken
Op het eiland ontstaat een minigemeenschap waarin ieder zijn eigen taak vervult. Maar de enige die hard moet werken, is de ‘vreemdeling’ Joshua. Hij zorgt voor het eten door zijn leven te riskeren, want het ‘luchtvissen’ is niet zonder gevaar: met een fleige (groot schepnet) worden papegaaiduikers uit de lucht geplukt en vakkundig de nek omgedraaid.
Het luchtvissen zorgt meteen ook voor de mooiste scène in het verhaal, namelijk wanneer Markus Joshua leert vissen. Gedetailleerd wordt de tocht beschreven; het landschap, de geluiden, de stank van uitwerpselen, de band die de twee luchtvissers ontwikkelen. De rustige en kalme verteltrant is prettig en staat in schril contrast met de rest van het verhaal, dat in een sneltreinvaart aan korte hoofdstukken voorbijschiet.
De plot, wanneer Joshua met Jo-Anne van het eiland ontsnapt, is spannend. Als lezer voel je de nood van het bootje, dat de golven en kou moet trotseren om het bewoonde eiland Vandar te bereiken. Maar alle grote emoties die continu door het lijf van Joshua gieren, zouden aan kracht winnen wanneer ze met meer beheersing werden gebracht. Zoals Gustave Flaubert ooit zei: ‘Il faut écrire froidement‘- ‘men dient koel te schrijven’. Dit zou de lezer in ieder geval een aantal welkome adempauzes hebben bezorgd.