Een overschot aan verhalen
Dichter en essayist Erik Lindner waagt zich voor het eerst aan een roman. In sobere bewoordingen wordt het opgroeien van een jongeman beschreven, gebukt onder de zorg voor zijn manisch-depressieve moeder.
De naam van de Nederlandse jongen in Naar Whitebridge blijft onbekend, maar het hele boek is vanuit zijn perspectief beschreven. Hij maakt een treinreis door het winterse landschap van Groot-Brittannië, op weg naar het Schotse landgoed waar zijn moeder, Elizabeth, met haar nieuwe partner vertoeft. Daar staat zijn verblijf al snel in het teken van de ziekte van zijn moeder.
Kind of volwassene
Van de arts die de diagnostiek en het instellen van de medicatie op zich neemt, krijgt de jongen de taak zijn moeders inname te controleren. De spanning die dit bij hem oproept, geeft aan hoe groot het risico is als Elizabeth nalatig is. Er kan van alles misgaan, en dat is broeierig voelbaar. De verstoorde relatie die dit alles veroorzaakt wordt mooi verwoord: ‘Ik ben haar bij haar voornaam gaan noemen.’ Hoewel, of misschien wel omdat hij een grote verantwoordelijkheid heeft, weet de jongeman zich bij tijd en wijle te ontworstelen aan die situatie, door de bossen te verkennen en de meren te bevaren.
Met enerzijds de controles en anderzijds zijn avonturen, voelt de jongen de kloof groeien tussen zijn leeftijd en zijn plicht, die tegenstrijdig zijn. Zijn exacte leeftijd wordt niet genoemd, maar uit alles blijkt dat hij nog op weg is een man te worden, met jongensdromen die gehinderd worden door zijn verplichtingen.
Niet tot bloei gekomen
Dan is er nog het mysterie van de beenderen van vijftien paarden, die de jongen aantreft nabij een loch. Zo nu en dan steekt deze verhaallijn de kop op, en samen met de onderkoelde toon in Lindners werk, roept dit de sfeer op van mistige Schotse bergen, met meren waaronder van alles schuil zou kunnen gaan: ‘Ik zie de toppen niet maar weet dat ze er zijn, dat de wolken niet de einder vormen.’
Lindners verstilde stijl veroorzaakt helaas ook een te grote afstand tussen de lezer en de personages en hun verschillende verhalen. Nooit is er de tijd of intensiteit die verbondenheid schept, alles blijft aan de oppervlakte. Hierdoor komt bijvoorbeeld het raadsel van de paarden niet goed uit de verf.
Lindner had zijn ingetogen taalgebruik kunnen gebruiken om een poëtische lading aan te brengen in het verhaal, maar zijn woorden lijken niet meer betekenis te hebben dan op het eerste gezicht te vermoeden is. Dit maakt Naar Whitebridge enigszins teleurstellend: de roman zit vol potentie, maar ontluikt net niet in contemplatie.