Boeken / Fictie

Een jonge hond in vers zwemwater

recensie: Doeschka Meijsing - Het Kauwgomkind

Toen Doeschka Meijsing afgelopen januari tot veler schrik overleed maakte uitgeverij Querido bekend dat de aangekondigde verhalenbundel Het kauwgomkind niet zou verschijnen. Er waren pas drie verhalen voltooid, die Meijsing had bedoeld voor een nieuw boek met familieverhalen die ‘hard en kaal, genadeloos’ moesten zijn, aldus Xandra Schutte in het nawoord.

Uiteindelijk heeft de uitgeverij besloten alle in de loop der tijd gepubliceerde verhalen (over een periode van meer dan veertig jaar, vanaf 1969) te bundelen. En dat is een uitstekende beslissing geweest. De drie nieuwe verhalen zijn ook in Het kauwgomkind opgenomen, waaronder het onvoltooide titelverhaal (die een inspirerende opdracht voor een schrijfwedstrijd zou zijn).

De gemoedsrust van kippen
Het kauwgomkind maakt weer eens duidelijk wat een sterke schrijfster we aan Meijsing verloren hebben. Opvallend is hoe trefzeker, soepel en natuurlijk lopend haar zinnen zijn, of ze nu lang zijn of kort. Het is altijd fijn als een verhaal begint met een rustige maar stellige openingszin, zoals bijvoorbeeld: ‘Aan mijn hoeden meet ik mijn succes’ (aldus een vrouw die wraak wil nemen op de bokser die haar man in de boksring doodsloeg), of: ‘Hanen zijn merkwaardige dieren. Zij missen de gemoedsrust van kippen.’ Maar de rustige vanzelfsprekendheid zinnen zit ook in langere exemplaren:

Bovendien had ze op een ochtend in januari, zo’n miezerige ochtend dat de regen geel uit de lucht viel op de stad en ik het verlangen in me voelde opkomen een man in huis te hebben die vanuit de badkamer riep of ik zijn overhemden al had gestreken; zo een waarop broodrooster en theepot jammerlijke in plaats van geruststellende voorwerpen – op zo’n morgen had Annie Mohr in een opwelling een auto gekocht, die ze zich niet kon veroorloven.

Familie
Veel van Meijsings verhalen spelen zich af binnen familiebanden,of anders wel binnen vriendschappen, en vaak worden ze bezien door de tijd heen. Er wordt veel terug- of juist vooruitgesprongen in de tijd. De personages (niet zelden is de hoofdpersoon trouwens een man) leven vaak in een zekere eenzaamheid, ze zijn op de een of andere manier buitengesloten.

Hoe helder en haast ‘afstandelijk’ ze ook zijn geschreven (het gaat hier immers om ‘Revisorproza’), de verhalen hebben vaak een melancholische sfeer. Zoals Marja Pruis het onlangs in De Groene Amsterdammer treffend verwoordde: ‘Een literatuur die niet bang is een appèl te doen op de lezer, die een bonkige ratio koppelt aan een peilloze melancholie’. Deze melancholie houdt zich gevaarlijk dicht op in de buurt van desillusie. In ‘Verhaal voor de regen uit geschreven’ merkt de hoofdpersoon op: ‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat teleurstelling het doel van de mensen is en zorgvuldigheid het enige middel om het doel niet al te snel te bereiken’.

Motorolie
Maar Meijsing weet ons met haar verhalen zonder opsmuk, maar met hier en daar plotseling opduikende rijke, rake beelden, te vangen, zoals: ‘Onder het lichtpeertje sprong de auto groot en glanzend tevoorschijn. Een dolfijn op het droge.’ Of de intrigerende, bonkende waarheid in de zin: ‘De oorlog smaakt naar motorolie.’

In ‘Terug naar het laboratorium’, vertelt de hoofdpersoon dat hij in de loop van de jaren heeft geleerd hoe een verhaal moet worden verteld:

Gedraag je als een jonge hond in vers zwemwater, maar vergeet nooit wat je bedoelt, ook al zul je het nooit zeggen, ook al formuleer je je doel nooit, zelfs al ken je het niet eens de stelregel blijft: verlies het niet uit het oog.

Een kunst die Meijsing zelf uitstekend beheerste.