De helaasheid van vroeger
Hoewel Dimitri Verhulst al langer rondzwierf in het literaire landschap – denk aan romans als De verveling van de keeper (2002) en het aangrijpende Problemski Hotel (2003) – was het wachten tot 2006 voor diens grote doorbraak. Die kwam met de De helaasheid der dingen, een ‘Reetveerdegemse kroniek’ vol lelijke maar grappige mensen. Op de valreep van datzelfde jaar verscheen alweer een volgend boek van zijn hand, Mevrouw Verona daalt de heuvel af. Deze warme en diepmenselijke novelle is een geheel ander werk dan De Helaasheid, maar verdient net zoveel bewondering.
De verhaallijn is bijna beschamend eenvoudig: ene mevrouw Verona leefde gelukkig met haar man, meneer Pottenbakker, op een heuvel nabij het Waalse dorpje Oucwègne. In hun stille huwelijksgeluk was er slechts één probleem: meneer Pottenbakker rookte als een schoorsteen. Als gevolg daarvan werd hij ernstig ziek, maar in plaats van de natuur haar gang te laten gaan, besloot hij haar een handje te helpen door zichzelf aan een boom te verhangen. Twintig jaar later besluit de intussen 82-jarige mevrouw Verona de heuvel af te dalen, in de wetenschap dat zij die nooit meer zal (kunnen) beklimmen. In de vallei aangekomen, vleit ze zich neer, en met de blik op oneindig en het dorp in de diepte, mijmert ze over wat geweest is, onbeschaamd nostalgisch. Daar begint het boek, en daar eindigt het eigenlijk ook. Je hoort en leest meteen dat dit werkje behoorlijk afwijkt van De helaasheid der dingen, en dat moet wel de bedoeling van de schrijver zijn geweest: vermijden om gemakkelijk te scoren door verder te wroeten in het ontregelde familieleven van de familie Verhulst, wat hij in die roman met veel zwier en succes deed.
Bejaarde mooie vrouw
De schrijver werd door De helaasheid der dingen meteen gebombardeerd tot de enige volwaardige opvolger van het Vlaamse monument Louis Paul Boon, net als hem iemand die schuimbekkend, maar meeslepend de mensen een geweten wist te schoppen door messcherp de schaapachtige volksziel van de Vlaming te ontleden en zich de vraag te stellen of uit zoiets lelijks ooit iets moois kon bloeien. Verhulst bewijst met Mevrouw Verona daalt de heuvel af dat hij niet de cynicus is die in hem werd vermoed. Waarom? Omdat hij er resoluut voor kiest een vertederend verhaal te vertellen dat niets méér wil zijn dan het relaas van een naar het verleden turende bejaarde mooie vrouw. Wat meer is, ook de stijl van de novelle wijkt volledig af van het voorgaande werk. Het in Vlaamse oerklei geboetseerd taalgebruik voert de bovenhand, wat resulteert in prachtige zinnen als: “zij maakte de stap van maagd naar moeder in één veel te kortstondige omstrengeling”. Zittend in het gras herinnert mevrouw Verona, vernoemd naar de Italiaanse volksheilige die liefde te over had, zich de dagen van weleer: hoe men op een zotte morgen een koe tot burgemeester uitriep (“op hoogdagen werd ze op lookbroodjes getrakteerd”), hoe de veearts in tijden van nood ook wel eens mensen onder het mes nam en hoe mevrouw Verona in haar jeugdige dagen het onderwerp was van menig vrijgezellendroom (“maar in geen enkele fantasie was het één van hen toegestaan hun loomheid uit te slapen in haar armen”).
De heilige van Verona |
Tijdens die beschreven herinneringen durft Verhulst gebruik te maken van een taal die niet meer bestaat, van woorden als ‘merkeldagen’, ‘versloried’ en ‘kossems’. Onbeschaamd trekt hij de kaart van de nostalgie (“Omdat de wereld in die richting was geëvolueerd dat men een cijfercombinatie had te onthouden om z’n eigen geld uit een muur te halen”), en het werkt wonderwel. Zonder mededogen, zonder verwijt, zonder vragen laat Verhulst de lezer mee dommelen met een dame die veel heeft meegemaakt en niets meer verwacht. In een veel te kort boekje maakt hij het onmogelijke waar: de tijd doen stilstaan.