‘We all copy from ourselves or somebody else”
Een boek uit de reeks Directors on directing is een van de leukste cadeaus die een filmliefhebber zich kan wensen. De boeken bestaan volledig uit interviews, waarin de filmmakers (ogenschijnlijk) verbatim geciteerd worden. 300 pagina’s informatie uit primaire bron maken Altman on Altman tot een van de waardevollere afleveringen in de reeks. Als de redacteur (lees: interviewer) ook nog eens een deskundige en betrouwbare filmhistoricus als David Thompson is, die dit nieuwste Directors on directing boek voorziet van een schat aan achtergrondinformatie en die uiteraard de juiste vragen stelt, is het helemaal smullen voor de liefhebber.
Scène uit ‘Dr. T and the Women’ |
Aan feiten dan ook geen gebrek in Altman on Altman: over Robert Altmans begindagen als regisseur (als maker van instructiefilmpjes) en zijn uitvoerige tv-carrière is weinig bekend, en Thompson vertelt en vraagt genoeg over deze periode om er een interessant beeld van te schetsen. De meeste aandacht gaat natuurlijk uit naar zijn speelfilms: erkende meesterwerken als M*A*S*H, The Long Goodbye en Nashville. Maar ook zijn vaak bizarre toneelverfilmingen uit de jaren tachtig komen aan bod, en bijvoorbeeld zijn documentaire over James Dean. De inmiddels 80-jarige Altman vertelt eerlijk, openhartig en zakelijk over zijn films. Dit levert waardevolle achtergrondinformatie op over al zijn producties: de bizarre opnames van Popeye, Altmans motivaties voor Vincent and Theo, het feit dat hij sinds 1971 vrijwel elke scène met twee camera’s tegelijk opneemt, enzovoorts.
Visie
Naast het feitenmateriaal leiden ook de monologen van de eigenzinnige regisseur tot fascinerende inzichten in zijn carrière. “We all copy from ourselves or somebody else”, meent de pretentieloze Altman. De regisseur ontkracht resoluut maar aandoenlijk de auteurtheorie: hij ontkent steevast er een eigen visie op na te houden, en houdt vol dat een film alleen door de samenwerking van de hele crew tot een geslaagd einde kan worden gebracht.
I don’t know what I would have done if they’d just said ‘Well, do what you want to do’. I probably would have made a lot of worse films than I have done.
Scène uit ‘The Long Goodbye’ |
Herhaaldelijk blijkt dat dit geen valse bescheidenheid is: hij blijft erbij dat hij niet meer dan een vakman is, die samen met zijn medewerkers een aantal mooie films heeft gemaakt. Evengoed schaamt hij zich niet voor zijn duidelijkste miskleunen: voor films als Prêt à Porter, Dr. T and the Women en The Gingerbread Man heeft hij niets dan goede woorden over. Altman vergelijkt voltooide films met zijn kinderen, van wie hij ook de gebreken voor lief neemt en die hij ook niet in waarde rangschikt. Dat The Gingerbread Man mislukte was trouwens te wijten aan het feit dat hij zonder Altmans medewerking gemonteerd werd – dat was volgens de regisseur verrassend genoeg de enige keer in zijn hele carrière dat hij werd gedwarsboomd. Altman vindt ook dat zijn films eigenlijk pas beoordeeld kunnen worden als je ze (minstens) tweemaal gezien hebt. Wie de films kent weet dat dit geen arrogantie is: zijn beste films zijn zo gelaagd en geraffineerd dat herhaaldelijk kijken ze alleen maar waardevoller maakt.
Voetnoten
Hier en daar stelt Thompson vragen die zo gedetailleerd zijn, dat Altman er weinig meer over kan zeggen en er dus nauwelijks op ingaat, maar de meeste obsessieve informatie heeft de auteur gelukkig netjes in voetnoten verwerkt. Verder is Altman vooral zelf aan het woord, en voor zo’n bijzondere en eigenzinnige regisseur vertelt hij op opvallend bescheiden, maar wijze toon hoe zoveel van de beste films uit de moderne Amerikaanse cinema tot stand zijn gekomen. Een uitstekend boek dus: in elk geval een must voor wie van Altmans films houdt, maar niet minder waardevol voor wie zich voor Amerikaanse cinema interesseert.