Boeken / Fictie

Een stilleven

recensie: Daniel Mason (vert. Ko Kooman) - Een ver land

De debuutroman van Daniel Mason (1976), De Pianostemmer, beschreef het Birma van de 19e eeuw, in zijn nieuwe roman is daarentegen een duidelijke locatie niet te achterhalen. Mason schetst in Een ver land wel een herkenbare setting die doet denken aan het beeld van de armste Zuid-Amerikaanse of Afrikaanse landen. Of, zoals het in een rijm binnen het verhaal wordt beschreven: “een land, zo arm dat er alleen grafstenen groeiden”.

Isabel komt uit Sint-Michael-in-’t-Riet, één van de vele kleine dorpjes in het stoffige, droge binnenland, waarover een vriend scherp opmerkt: “Als je je dorp noemt naar de heilige die met de duivel vecht, maak je dan maar gereed om mee te doen”. Ze is een stil meisje dat een bijzonder hechte band heeft met haar oudere broer Isaias. Isabel is geboren met een “open geest”, hetgeen niet zozeer duidt op haar liberalisme, als wel op een sterk ontwikkelde intuïtie, met name wat betreft het doen en laten van Isaias. Wanneer ze echter door één van de immer terugkerende droogtes van het binnenland wordt gedwongen haar heil te zoeken in de grote stad, wordt haar intuïtie hevig op de proef gesteld. Als blijkt dat Isaias, die al eerder naar de stad was vertrokken om zijn vioolspeelkunsten te etaleren, onvindbaar is, slaat de verwarring helemaal toe.

Lost in Translation

Mason vertelt het verhaal van een jong meisje dat rekent op haar broer, maar opeens op zichzelf aangewezen is. De rode lijn door het verhaal is echter de cultuurschok die alle migranten uit het binnenland meemaken, mede veroorzaakt door het welvarender leven. Gehard door de honger en de droogte zijn de migranten ware overlevers geworden die nut vinden voor nutteloze dingen. In de stad lijken hun vaardigheden echter zinloos te zijn. Eén voor één worden de dorpelingen geconfronteerd met het harde individualisme van de stad, waarin hun oude gewoontes hun betekenis verliezen.

Door het verhaal heen verwoordt Isabel in haar gedachten het conflict van de immigranten, hoewel zij ook in het dorp ver van typisch was. Ze zoekt naar de fysieke sporen en signalen die ze gewend is, maar kan deze niet vinden in het beton en het afval van de ironisch naamgegeven sloppenwijk Nieuw Eden. Langzaamaan begint Isabel te begrijpen dat de taal van de stad niet alleen anders is vanwege de verschillende dialecten, maar ook door de context waarin het leven zich afspeelt: “het probleem is niet dat hij het niet kan uitleggen, maar dat zij niet weten hoe ze zijn uitleg moeten begrijpen”. Hoe kunnen mensen begrijpen wat honger en droogte betekenen als ze deze zelf nooit hebben gekend? Hoe maken mensen zich verstaanbaar als ze elkaar niet kennen?

Aanklacht

Deze boodschap steekt echter met moeite met het hoofd boven het lokale suikerrietveld uit. Vermengd tussen de beschrijving van een onbekend land en het eerste contact van een kind met de onevenwichtige verdeling van rijkdom, is het juist de aanklacht tegen armoede die in het begin de aandacht trekt, maar weinig overtuigend overkomt. De eerste helft van het boek leest als een stilleven van het dorre landschap dat, hoewel het met mooie penstreken is neergezet, niet kan boeien. Mason beschrijft het leven van de dorpelingen in de woorden van Isabel, waarin de volkswijsheden en religieuze interpretaties van de plaatselijke cultuur slechts dunnetjes worden neergezet. De functie en toegevoegde waarde van Isabels gave zijn zodoende ook zeer beperkt en doen in feite af aan het realisme dat Mason lijkt na te streven. Masons antropologische ambities lijden zodoende onder het verhaal.

Een ver land is een mooi beschreven verhaal en een aanrader voor diegenen die van een knap verwoord stilleven kunnen genieten. Maar de bezieling en levendigheid van Masons boek blijven in dit geval helaas achter bij zijn schrijftechniek.