Van groot belang
“Over Willem Sandberg, die van 1945 tot eind 1962 directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum was, is de mythe ontstaan dat hij vooral een tentoonstellingsmaker was, die de opbouw van de museumcollectie zou hebben verwaarloosd.” Dat beeld wordt bevestigd door spraakmakende tentoonstellingen als Cobra (1949, Sandberg wordt min of meer beschouwd als ‘de ontdekker van Cobra’ waaraan hij reeds in 1949 een groepstentoonstelling wijdde), Bewogen beweging (1961) en Dylaby (1962), waarmee Sandberg en diens compagnon Hans Jaffé er in zijn geslaagd het Stedelijk Museum na de oorlog internationaal op de kaart te zetten. Toch was er wel degelijk sprake van een actief verzamelbeleid, al veranderden Sandbergs opvattingen vaak gaandeweg.
Expressie en ordening belicht Sandberg’s collectiebeleid en “geeft voor het eerst een volledig gedocumenteerd overzicht van alle door hem verworven schilderijen en beelden,” meldt uitgeverij NAI. Ik durf op deze plaatst reeds te stellen dat Expressie en Ordening van groot belang zal blijken voor een volgende generatie kunsthistorici, ondanks de kritiek die er reeds op is geuit, al dan niet terecht. Voor ieder ander is het boek misschien wat droge kost, maar tegelijkertijd is het zeer helder geschreven en daardoor goed te volgen.
De aanleiding tot het onderzoek van Caroline Roodenburg was de tentoonstelling ERA Sandberg, een presentatie uit 1992 met een selectie van Sandberg’s aanwinsten, georganiseerd door toenmalig directeur Wim Beeren. De auteur is, getuige zowel de vorm (omvang van het boek, hoeveelheid afbeeldingen, lijsten van aanwinsten) als de inhoud (geschetste kunstenaarsportretten, kunstbeschrijvingen, wijze van aankoop, samenstelling van commissies) zeer gedegen te werk gegaan, waarbij Sandberg’s afwegingen dankzij een goed bewaard museumarchief konden worden gereconstrueerd.
De kritiek
En toch bezit Expressie en Ordening volgens Paroolrecensent Jhim Lamoree “een verrassend einde van een studie waarin pagina na pagina naast voltreffers veel gemiste kansen, nalatigheden en merkwaardige keuzen uit de doeken wordt gedaan. Zou de mythe van Sandberg ook Roodenburg parten hebben gespeeld? Het lijkt alsof zijn onweerlegbare reputatie een feitelijk oordeel over de collectievorming in de weg heeft gestaan.” Inderdaad liet Sandberg een aantal buitenkansen onbenut, zoals Roodenburg reeds opmerkte (“Het is opmerkelijk dat Sandberg zich ten opzichte van alle aangeboden Mondriaans niet actiever opstelde, zeker toen hij van Toorop begreep dat er kapers op de kust waren.”) en verloor het museum zijn ziel met het vertrek van de Van Gogh-collectie, maar dat neemt niet weg dat het Stedelijk Museum onder Sandberg wel degelijk belangrijk werk heeft weten te verwerven. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan de bijna 100 schilderijen van Leo Gestel, de 13 schilderijen van Charley Toorop, de 41 expressionistische beelden van Jacques Lipchitz en natuurlijk 28 schilderijen van Kazimir Malevich. De Parool-criticus stapt daar achteloos overheen. De verdienste van Expressie en Ordening schuilt in mijn ogen vooral in de reconstructie van Sandberg’s eigenzinnige werkwijze en van het web van actoren waar hij mee te maken had. Al zal dit misschien niet het uitgangspunt zijn geweest van de auteur, het doet niets af aan het belang van dit boek.Malevich
Aan het ontbreken van informatie over de aankoop van de befaamde Malevich-collectie, wijdde NRC-scribent Lien Heyting eerder al een artikel: “Willem Sandberg had als directeur van het Stedelijk Museum in 1956 grote aarzelingen over de aankoop van de Malevitsj-collectie. Hij was toen al bang voor aanspraken van erfgenamen op deze kunstwerken, zo blijkt uit onderzoek door deze krant naar zijn correspondentie en persoonlijke notities.
Sandberg stelde de aankoop uit om na te gaan of in de Sovjet-Unie erfgenamen van de schilder Kazimir Malevitsj (1879-1935) de collectie zouden kunnen opeisen. De erfgenamen hebben inmiddels een rechtszaak aangespannen.” Wat Heyting noemt is zeker interessant, maar in mijn ogen is het toch net iets te gemakkelijk om Expressie en Ordening af te keuren op grond van datgene wat niet wordt vermeld, om welke reden dat dan ook mag zijn gebeurd. Het in Expressie en Ordening geschetste beeld zou eenzijdig zijn, maar is het niet veel eenzijdiger om dogmatisch vast te houden aan één specifiek aspect van de collectie? Daarmee doe je in ieder geval geen recht aan de inspanning van de auteur. Expressie en Ordening is vanwege zijn omvang een bittere pil, maar onmiskenbaar een meesterwerk.