Boeken / Fictie

Iets te hard geprobeerd

recensie: Bill Broady - Onsterfelijkheid duurt maar even

De zomer van 1976. Ik heb ‘m zelf niet meegemaakt wegens nog niet geboren, maar volgens zij die het kunnen weten was het toen zo heet als in de hel en kleefde de zon als een warme lap op ieders voorhoofd. En het blééf heet, maandenlang, zodat mensen op de duur de zon gingen vervloeken en zich het mikpunt van haar verschroeiende campagne zagen. Zo beschrijft ook de Britse auteur Bill Broady het in zijn, laten we maar in de sfeer blijven, halfbakken debuutroman Onsterfelijkheid duurt maar even.

Halfbakken, zeg ik, maar dat is deels de waarheid, want op andere momenten is de roman eigenlijk te hard doorbakken, wil-ie te slim zijn en onderschat hij daarbij de lezer die dit al snel doorheeft. Onsterfelijkheid duurt maar even speelt zich grotendeels af in een bejaardentehuis, tijdens, het is reeds gezegd, de hittegolf van 1976. Het verhaal doet niet zo heel veel ter zake, maar hier toch even de krijtlijnen: ene Evan, die zichzelf graag een muzikant noemt, komt op de eerste bladzijden een Londense pub binnen gewaaid, op de vlucht voor de moordende hitte die buiten woedt. Een vrouw aan de bar, schijnbaar stomdronken van teveel pints, biedt hem out of the blue een job als bejaardenhelper aan, omdat die oude wezens haar “tot hier” zitten. Evan neemt prompt de uitdaging aan. Waarom? Dat wordt niet gemotiveerd, maar dat hoeft hier ook niet: een roman mag heel bewust motieven of redenen weglaten, als het het raadsel maar vergroot. In een situatie als deze komt dat zelfs prettig over.

De geboorte van de punk

~

In het bejaardentehuis ontmoet hij Andrea, voor wie hij al snel gevoelens begint te ontwikkelen, die zij maar al te graag beantwoordt. Terwijl de oude mensen van het bejaardentehuis fungeren als komisch of semi-tragisch behangpapier, zijn we getuige van het ontstaan van een heftige relatie, die quasi gelijkloopt met de geboorte van de punkbeweging in Londen, die Evan en Andrea samen ontdekken, culminerend in een bijzonder gedetailleerd weergegeven concert van Patti Smith. Het verdere verloop van de roman is een weergave van het wel en wee van hun relatie.

We geven grif toe dat Bill Broady een vlot verteller is, maar hij kampt teveel met beginnersfouten die vermeden hadden kunnen worden. Broady weet van zichzelf maar al te goed dat hij een vlot verteller is, waardoor hij de ene vergelijking na de andere sfeerschepping op papier zwiert. Maar die talrijke vondsten werken niet alleen overdadig en al te verzadigend, ze zijn ook niet van dien aard dat ze krachtig en origineel kunnen worden genoemd. Gedurende de ganse roman moest ik denken aan de Amerikaanse schrijver DBC Pierre, meer bepaald aan diens debuut Vernon God Little. De vertelstof en setting zijn even ongewoon, maar wat Pierre met de taal deed, was buitengewoon verfrissend en getuigde van een razend knap talent (“haar luchtpijp bewoog als een nest bijen dat achter behangpapier gevangen zat”). Broady komt er in die vergelijking uit als het zwakkere broertje. Hoewel hij, zeker niet onbewust, de hittegolf van 1976 en een bejaardentehuis als situering gebruikt, doet hij ofwel te weinig met de broeierige sfeer die toen moet hebben geheerst, ofwel buit hij dan weer te veel de mogelijkheden uit van een decor vol oude warme mensen. Broady doet op die momenten te hard zijn best en verdrinkt vaak in zijn vondsten, zoals in deze fragmenten:

Haar gezicht zag er en profil uit als een met ruwe hand uitgesneden, door het zoute water verweerd boegbeeld

Ze haatte die dunne, kromme beentjes als dode boomtakken (…). En ze had vooral een hekel aan de manier waarop ze ademde: ze nam geluidloze slokjes lucht die culmineerden in één enorme uitademing, die klonk als een heet strijkijzer op nat katoen.

Ik weet niet of iemand ooit een dergelijke ademhaling heeft gehoord?

Teveel en te weinig

Onsterfelijkheid duurt maar even leest weliswaar niet onprettig weg, maar als je vooral mikt op stijl en sfeer, vooral door overduidelijk een sfeervol decor met dat doel te kiezen, mag je dat doel vooràl niet mislopen. Dan krijg je het ongemakkelijke gevoel iemand aan het werk te zien die te hard probeert maar er niet in slaagt – zoals een deelnemer aan Idool/Idols die eigenlijk niet weet dat hij niét de volgende Bono is.
Er is onmiskenbaar talent, maar het is nog groen, niet volledig gerijpt, en tegelijkertijd mag er eens flink in gesnoeid worden. Dan en alleen pas dan zullen we nog verrast worden door Bill Broady.