Boeken / Fictie

Verdriet als wraakfantasie

recensie: Arjaan van Nimwegen - De sluis

In De sluis van Arjaan van Nimwegen worden de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen behoorlijk overtrokken. Autochtonen zijn in dit boek overwegend weldenkende, tolerante mensen, maar de allochtonen deugen van geen kant. Het zijn of criminele drop-outs, of moslimfanatici; de autochtonen die nog bij hen in de wijk wonen zijn racisten geworden. In die context speelt zich een bizar verhaal af, waarvan de lezer gaandeweg het idee krijgt dat het slechts hersenspinsels zijn die hier in worden weergegeven.

Sterre, de vrouw in wier hoofd de lezer gedurende het hele boek zit, ziet zichzelf als een doorgeefluik tussen onverenigbare werelden. Ze bewoont –veelzeggend– het sluisgebouw in het kanaal dat de wijk verdeelt in een goed en een slecht deel. Ze is getrouwd geweest met een allochtone moslim, die haar opvattingen en levenswandel op religieuze gronden afkeurde. Samen hadden ze een zoon, maar de man ging er op een dag spoorloos vandoor.

Wraakengel
Het verhaal draait om de zoon, Edwin, die zojuist zelfmoord heeft gepleegd. We komen weinig van hem te weten. Hij had een hechte band met zijn –inmiddels dementerende– grootvader. Uit nagelaten aantekeningen blijkt dat hij tot het inzicht was gekomen ‘dat er niets is’. Edwin was een buitenstaander, door de racisten op zijn school als een bastaard beschouwd en door de allochtonen evenmin geaccepteerd. Sterre krijgt door een klasgenote van Edwin, Liza, ingefluisterd dat ze de dood van haar zoon ongedaan moet maken. Dat kan door drie jongeren uit de wijk te doden: een racist, een allochtone drop-out en een moslimfanaticus. Sterre begrijpt het advies niet, maar besluit niettemin het uit te voeren.

De lezer die zo ver in het boek is gekomen, heeft dan in de gaten dat hier wel een zeer wonderlijke werkelijkheid wordt beschreven. Het vermoeden dat een aantal zaken uitsluitend in het hoofd van Sterre plaatsvindt, wordt versterkt door Liza, die zich uit in een soort orakeltaal. Sterre noemt haar ‘haar wraakengel’ en dat moet waarschijnlijk letterlijker worden genomen dan de lezer in eerste instantie kan vermoeden. Maar ook de karikaturale bewoners in de wijk lijken producten van Sterre’s observaties te zijn. Af en toe beseft ze dat ze doordraaft en roept ze zichzelf tot de orde:

Denken in metaforen, ik moet daar gewoon vanaf. Straks ga ik het nog opschrijven, en voor je het weet wordt het echt en trekt er een Jeroen–Bosch–stoet van gelijkenisdriehoekjes over mijn eiland: blanke pelgrims met geschoren hoofden of stekelkoppen, jager–verzamelaars, glanzend zwart als mestkevers, schrijdende koningszonen met brandende braambossen, engelen op mijn weg, gevolgd door wat ongeregelde clichés en staande uitdrukkingen: een kille klauw om het hart, een gezicht van oude lappen, ogen op steeltjes.

We moeten concluderen dat inderdaad is gebeurd waar Sterre hier bang voor is; ze heeft het opgeschreven en het resultaat is deze roman (tenminste dat is de constructie die Van Nimwegen heeft gekozen). Als we het boek volgens die lijnen lezen, wordt er een intrigerende wereld geschapen. Dan wordt ook duidelijk dat we hier met een zeer eigenzinnig, maar ook erg goed boek te maken hebben. De uiterst subjectieve manier van vertellen doet denken aan het werk van K. Schippers, zij het dat Van Nimwegen iedere zin vollaadt met betekenis, waar Schippers meer sec de wereld observeert. Van Nimwegen schrijft zo ingenieus en soepel van taal, dat je sterk de indruk krijgt dat De Sluis het werk is van een duivelskunstenaar.