Over het verschil tussen neuken en liefhebben
Het woord ‘neuken’ is misschien wel een van de fascinerendste woorden van de Nederlandse taal. Het is in staat om in een oogwenk zowel vooroordelen als nieuwsgierigheid op te roepen, en trekt op zijn minst altijd de aandacht. Aristide von Bienefeldt strooit in zijn roman Leer mij Walter kennen kwistig met het woord en zijn synoniemen. Maar achter de soms stuitende platheid schuilt een bijzonder en intelligent geschreven boek.
Want er wordt heel wat afgeneukt in het boek, en flink expliciet ook. Heel verrassend is dat niet als je weet dat de naamloze ik-persoon van het verhaal een prostituee is die een even zorgeloos als bandeloos leven leidt en een aantal vaste klanten in Londen en Parijs bedient. Ooit heeft hij een kortstondige affaire gehad met Piolyne Couture-Pees, die hem destijds vooral gebruikte als ‘spermaleverancier’, zoals hij het zelf noemt. Als haar ouders omkomen bij een auto-ongeluk spoort ze hem weer op en nodigt ze hem uit voor het verjaardagsfeest van haar zoon Walter, om hem de volgende dag te kunnen introduceren als Walters biologische vader. De ik-figuur herkent zijn minnaar direct van de foto’s die zij hem toont, en staat dan voor een keuze: de vaderrol op zich nemen of vluchten. Dat is een onverwacht lastige beslissing, want:
Ik wist niet – ervaring met verhoudingen had ik niet of nauwelijks – dat je, als je elke dag seks hebt met dezelfde persoon, je aan die persoon gaat wennen, en dat je van alles van die persoon wilt weten wat je onder andere omstandigheden niet wilt weten.
Bindingsangst
Meer dan zomaar een affaire dus, maar het minnaarschap laat zich slecht verenigen met een vaderrol. Om zijn gedachten te kunnen ordenen, besluit de hoofdpersoon om zijn relatie met Walter en de familie Couture-Pees vast te leggen op zijn laptop. Hij schetst met veel korte tijdsprongen de achtergronden van zijn eigen bindingsangst en de complexe geschiedenis van Walters familie, zodat zijn uiteindelijke beslissing om te blijven of te vluchten begrijpelijk, maar daarom nog niet minder pijnlijk wordt.
Von Bienefeldt maakt er een goed geconstrueerde en overwegend vrolijke roman van, met veel vileine humor en verschillende verhaallijnen die subtiel in het boek verweven zijn, en die hun samenhang vaak pas prijsgeven bij herlezing. Dan blijkt bijvoorbeeld hoe de ‘vliegtuigen’ als een rode draad door het verhaal lopen, vanaf de Eerste Wereldoorlog tot aan 9/11, en welke invloed dat thema op de levens van de personages uitoefent. Zo blijkt de hoofdpersoon, neergezet als een erudiete maar doelloze levensgenieter, naarmate we hem beter leren kennen eigenlijk al zijn hele leven op reis te zijn, veelal in vliegtuigen. Parallel daaraan is Walter vernoemd naar een piloot die in de Eerste Wereldoorlog op het land van Walters grootmoeder landt. Zijn grootmoeder heeft de rest van haar leven rondgelopen met de vraag waar die piloot naar op weg was, net zoals de hoofdpersoon dat nu is. En zo zijn er meer cirkels in het verhaal aan te geven. De doelloosheid van de ik-figuur wordt gevoed door de vele momenten van ontluistering in zijn leven, die zijn bindingsangst niet alleen verklaren maar ook billijken. Uiteindelijk heeft hij niets of niemand nodig, of, zoals de hoofdpersoon het zelf zegt: “whores travel light.”
Ongegeneerde beschrijvingen
In deze derde roman van Aristide von Bienefeldt komen verschillende thema’s uit zijn eerdere werk terug: Londen en Parijs als belangrijke decors van het verhaal, de homoseksualiteit van de hoofdpersonen en de ongegeneerde beschrijvingen van de seksuele avonturen die de hoofdpersonen beleven. Die beschrijvingen laten niet veel aan de verbeelding over:
Wild brommend (…) jaagde hij zijn roede, opgeruimd ogend en ontdaan van overbodige vellen als een ontvelde makreel, mijn aars binnen.
Op die momenten heeft Von Bienefeldt moeite om zijn onmiskenbare talent mooie zinnen te bouwen in te tomen, en in enkele nog explicietere passages verdwaalt hij in de regionen van de literaire onderbroekenlol. De grofheden, die voornamelijk de vaart uit het verhaal halen, worden evenwel afgewisseld door prachtige zinnen waarin met heel weinig woorden glasheldere karakterschetsen worden neergezet, bijvoorbeeld als een oerburgerlijke Canadese klant familiekiekjes toont alvorens hij de hoofdpersoon bestijgt:
En natuurlijk scheen de zon. In sommige landen wordt alleen gekiekt als de zon schijnt. Canada is zo’n land.
Een beter dosering zou het verhaal goed doen; één grap over het botoxhoofd van Pauline Couture-Pees schetst een goed beeld van de persoon, maar er drie keer achter elkaar op doorhameren komt knullig over. Toch is Leer mij Walter kennen op de minder smaakvolle passages na een vlotte roman en een bizarre, maar ook bijzondere familiekroniek voor iedereen die het woord neuken kan lezen zonder daar een arsenaal vooroordelen bij te mobiliseren.