Met aandacht en verwondering
Met de eerste twee delen van een heel ander literair genre dan zijn romancyclus Mijn strijd richt Karl Ove Knausgård zich in brieven en vignetten tot zijn ongeboren dochter. De toon is afwisselend weemoedig en geestig en wordt nergens sentimenteel. De essayist Knausgård laat zich hier van zijn beste kant zien.
Wanneer je na een akelige jeugd getrouwd bent met een vrouw die psychiatrisch ziek is, met wie je inmiddels drie kinderen hebt, waardoor je soms niet meer weet hoe je het dagelijks leven aan elkaar krijgt – wat doe je dan? Precies, je maakt er nog een vierde kindje bij, het oude adagium indachtig dat liefde alles overwint. Of wellicht vanuit de logica dat als drie kinderen grootbrengen moeilijk is, vier kinderen vast en zeker een lastenverlichting betekent. Of het echtpaar dacht misschien aan het advies van de wijze rabbi. Die raadde de klein behuisde, overspannen vader van een groot gezin aan een geit aan te schaffen.
Niets is mooier dan de werkelijkheid
Karl Ove, hoofdpersoon uit de zesdelige romanserie Mijn Strijd en zijn bipolaire Linda wonen inmiddels op het Zweedse platteland. Er is een vierde kind op komst en aan dat minuscule wezentje schrijft hij brieven en korte impressies. Wie hem uit zijn levensverhaal en uit de vele interviews kent, weet dat Knausgård nou niet bepaald een vrolijke man is. Met zo’n nare vader kan dat ook haast niet anders. Maar Karl Ove bezit een scherp en gevoelig observatievermogen. Daarnaast heeft hij een groot verlangen om de wereld zoals die is te doorgronden, een onmogelijk verlangen natuurlijk, dat hem desondanks nieuwsgierig en vitaal houdt. En juist die vitaliteit te midden van de werkelijkheid wenst hij zijn nieuwe dochter toe.
Het bloed dat door de aderen stroomt, het gras dat op de aarde groeit, de bomen, o de bomen die wuiven in de wind (…) Ik wil je de wereld laten zien, zoals ze is, rondom ons, de hele tijd. Alleen door dat te doen, krijg ik er zelf oog voor.
Meer dan een mijmerboek
Met deze poëtische verzuchting begint Knausgård een vierdelige serie, de seizoenen zoals hij ze wil tonen, aan al zijn kinderen natuurlijk. ‘Herfst’ en ‘Winter’ zijn inmiddels hier verschenen en bieden, behalve seizoensgebonden observaties en overpeinzingen, reeksen beschrijvingen van – eigenlijk van alles. Het is veel meer geworden dan een mijmerboek voor de ouder wordende medemens. Knausgård weet in simpele taal en zonder clichés zijn gedachten en gevoelens over te brengen, van een beschouwing over kauwgom tot het relaas van een maandenlang verblijf op een bijna onbewoond eiland.
Niet alles is even boeiend. Dat een stoel vier poten en een zitvlak heeft en in tegenstelling tot een sofa maar één persoon kan dragen wisten we al. Gedachten over individualisme versus gezamenlijkheid komen dan wat geforceerd over in dit verband. Maar hij maakt het ruimschoots goed met prachtige zinnen over de witte eentonigheid van sneeuw:
Wie is opgegroeid met sneeuw in de winter kent die toon, die zelfs midden in de zomer kan klinken als je in een zonovergoten tuin staat en je, opeens vervuld van een onbegrijpelijk verlangen, een leeg bos voor je ziet waar in de schemering de wind sluiers van sneeuwvlokken tussen de roerloze, donkere bomen door blaast.
Dochter Anne zal in de loop van de winter geboren worden. Karl Ove heeft het volste vertrouwen dat het allemaal goed zal gaan. Zijn fans zijn benieuwd naar het vervolg op de wederwaardigheden in Glemmingebro, het gehucht waar ook ‘Voorjaar’ en ‘Zomer’ geschreven zijn. In het schrijfhuisje achter in de tuin.