Familieziek
Sommige families hebben alle interessante voorgeschiedenissen ingepikt. Niet alleen hebben de van Heemstra’s blauw bloed; ze hebben ook nog eens een heuse terrorist in de familie. Geen wonder dat je als theatermaker de werkelijkheid omarmt zoals een peuter zijn favoriete knuffel: waarom iets verzinnen als je de verhalen zo kant-en-klaar uit de kast met familiealbums kan trekken?
Op Sinterklaasavond 1946, de Tweede Wereldoorlog is dan al ruim een jaar voorbij, pakt de oom van theatermaakster Marjolijn van Heemstra, “Bommenneef”, een zelfgefabriceerde bom in met Sinterklaaspapier, om het apparaat vermomd als surprise af te (laten) leveren bij een man die als vermoedelijke NSB’er verantwoordelijk was voor de dood van zestien Engelandvaarders. De bom gaat af en doodt drie mensen, waaronder de vermoedelijke NSB’er die, zoals van Heemstra al snel ontdekt, vermoedelijk helemaal geen NSB’er is.
Grijs verleden
Bommenneef blijkt dus al snel helemaal geen verzetsheld, maar een reactionair die de maatschappelijke orde met geweld naar zijn hand probeert te zetten. Of was hij slechts een zielig hoopje idealisme dat zich heeft mee laten slepen door de schijnheroïek van de oorlog en iets in gang heeft gezet dat hij nooit heeft gewild? De zoektocht om dat te doorgronden is de voorstelling. Letterlijk. Wat we zien op het toneel is een zoekende, vragende, gekwelde van Heemstra, met naast zich Herman Gilis in de rol van een soufflerende, schizoïde Bommenneef – en in de godzijdank ietwat overtuigendere rol van Herman Gillis zelf.
Maar wacht: er is meer
Want op ongeveer een vierde van de voorstelling bedacht deze recensent zich dat het maar goed was dat hij niet trouw aan het notuleren was wat er allemaal in de uitpuilende laadbak van de voorstelling was gepropt – de aanslagen in Parijs, het aanstaande pensioen van Herman Gilis, archeologische opgravingen in Syrië, de marketingafdeling van het Ro Theater, de voorbarige angst voor een aanslag in een Dirk van den Broek – anders had het kleine notitieboekje dat voor de zekerheid was meegenomen niet genoeg ruimte geboden en had men de recensent al snel stilletjes naar de toiletten kunnen horen sluipen om wanhopig een lege wc-rol (of drie) te zoeken waarop de aantekeningen konden worden voortgezet.
Heel Erg
Geen gebrek aan thema’s dus, maar vreemd genoeg juist daardoor is de voorstelling te oppervlakkig, te voor de hand liggend. Het is namelijk heel erg dat er op 5 december 1946, terwijl ze Sinterklaasavond vierden, een onschuldig gezin werd opgeblazen. Heel erg. Van Heemstra vind dat ook. Als er één ding duidelijk is wanneer je de zaal uitloopt is dat het Heel Erg is, wat er die avond is gebeurd. En ook Parijs is Heel Erg, en dat we daardoor nu allemaal bang zijn is het, jawel, ook.
Goede intenties
Alleen is theater geen snelweg waarmee je in een uurtje van de ene metropool in de andere bent, maar een spinnenweb van afslagen en achterafsteegjes, langs plaatsen die je verrassen en in je kwetsbare “verrastheid” overrompelen. Je kan, met andere woorden, niet zeggen: “Kijk ’s hoe erg dit is” en er dan vanuit gaan dat daarmee je werk is gedaan (theater is geen achtuurjournaal). Je kan ook niet vijftien, zestien keer in de voorstelling laten blijken dat je jezelf er heel erg van bewust bent dat je maar net doet alsof – “Wat speelde je dat geloofwaardig!” “Tja, ik ben niet voor niets al 44 jaar acteur…” – en dan tegelijkertijd verwachten dat je publiek op de juiste momenten de empathische sprong maakt die nodig is om een acteur in een personage te doen veranderen.
Our little life
Zo merkt van Heemstra op dat het jongste slachtoffer (het dienstmeisje Jacoba, 17), als ze de aanslag had overleefd, nog in de zaal had kunnen zitten. “Breng haar dan tot leven,” moedigt Gilis aan. “Hier?” “Hier. Op het toneel, voor een moment.” Een paar seconden is van Heemstra, een schort om haar lijf, Jacoba. Ze zegt niets. Het publiek maakt zich klaar voor zijn empathisch sprongetje, van Heemstra doet het schort weer af, en dat (om Prediker te parafraseren) is dat. Wat wil zeggen: te weinig.