Spel op de kale vlakte
Het barbarenvolk dat we kennen uit de klassieker Wachten op de barbaren van Coetzee, blijkt nog niet uitgeroeid. Het doet opnieuw zijn intrede in het rijk waar Jan-Paul Buijs als Magistraat met een verveeld pruillipje de wacht houdt. In een interdisciplinaire voorstelling, waaruit de verstikkende macht van het totalitaire regime blijkt, verliest hij langzaam de controle – zowel over het Rijk als over zichzelf.
‘Iedere generatie kent wel een periode van hysterie over de barbaren,’ mijmert de Magistraat vanuit zijn post, waaruit de conclusie getrokken kan worden dat hij die barbaren zelf alleen maar kent uit zijn jongensdromen. In een flets winterlandschap, bestaande uit twee platen die bedekt zijn met plastic sneeuwsnippers en gescheiden worden door een scheur in de grond, duidt inderdaad niets op vijandelijk volk. De macabere strijkmuziek doet de hoop op vredige slee- en schaatstaferelen echter al snel teniet en kondigt politiek geweld aan.
Ondergesneeuwd
Wachten op de barbaren probeert het effect van onderdrukking van de staat op het individu weer te geven. ‘De staat’ en ‘het individu’ zijn daarbij twee variabelen die naar eigen inzicht en tijdsgeest ingevuld kunnen worden. Op dit moment is de situatie in Syrië de meest voor de hand liggende interpretatie, maar in 1945 zou dit thema evengoed geldig hebben kunnen zijn. Coetzee zelf verwees vooral naar de Apartheid. Deze moderne versie, onder regie van Michiel de Regt, is helaas nogal inconsequent in de manier waarop de thematiek wordt uitgebeeld. De keuze om Jan-Paul Buijs drie rollen te laten vertolken, die van de Magistraat, kolonel Joll en af en toe het barbarenmeisje, had een toevoeging kunnen zijn. Het beheerste spel van Buijs leent zich voor naadloze omschakelingen. In combinatie met het meisje, dat zonder enige onderbouwing door drie personen belichaamd wordt, schept het helaas vooral verwarring en raakt de essentie een beetje ondergesneeuwd – letterlijk, want de Magistraat uit zijn frustratie veelal door het toneel met nepvlokken te bombarderen.
Een verhaal apart
Zwijgzame gevangenen, kaal decor en een monoloog: de soberheid van Wachten op de barbaren had ervoor kunnen zorgen dat de aandacht op de vertelling gevestigd werd. Aangezien het verhaal de verbinding vormt tussen de drie verschillende disciplines, is dit eigenlijk ook een vereiste. Het zou te gemakkelijk zou zijn van choreograaf Iván Peréz om de danseressen het gesproken woord te laten vertolken, maar er is nu sprake van het andere uiterste: de choreografie is een verhaal apart. Zeker tegen het slot contrasteren de stuiptrekkende, felle bewegingen op een storende manier met de tekst. Het is een touwtrekken tussen abstract uitbeelden en concreet benoemen.
Als je alle elementen afzonderlijk bekijkt, mist er niets. De monoloog is helder en rijk aan treffende beelden, de choreografie doordacht en de muziek een welkome aanvulling op de sfeer. Als geheel is Wachten op de barbaren helaas niet veel meer dan het decor: een kale, platte vlakte waarop nog iets moet groeien.