Tijd voor een doorbraak
Stephan Enter is een writer’s writer, een schrijver voor wie vooral andere schrijvers – en in hun kielzog recensenten, journalisten, ‘kenners’ – warmlopen. Misschien dat Grip, zijn beste roman tot nu toe, daar verandering in brengt.
Grip is een roman die, voor Enters doen, behoorlijk plot-driven is – hiermee is de laatste pseudo-interessante Engelse term gevallen. In het kort: vier vroegere alpinistenvrienden spreken na twintig jaar nog eens met elkaar af. Vincent, de geleerde die in Japan tegelijk succesvol en ongelukkig is geworden. Paul, die met een gouden lepel in zijn mond is geboren en zich nog altijd kleedt als de student die hij eigenlijk altijd is gebleven. Martin, de weinig charismatische leider van de vier, die naar Swansea is verhuisd. Lotte, het meisje waar alles om draait.
De vier vrienden van vroeger zijn eigenlijk helemaal geen vrienden. Geen echte vrienden, niet op de ‘ouwe jongens krentenbrood’-manier. Ooit tot elkaar veroordeeld omdat ze zich aangetrokken voelden tot het klimmen, en nu, veel later, nog altijd geestelijk aan elkaar verbonden door een bijna-ongeluk tijdens een reis naar de Lofoten. Paul en Vincent vertrekken met de Eurostar naar Groot-Brittannië om op bezoek te gaan bij Martin en Lotte, inmiddels getrouwd en ouders van Fiona. Het ongeluk in Noorwegen zit ze alle vier dwars. De reünie stevent af op een onafwendbare val, en dit keer is geen van de vier gezekerd.
Tijd zat
Tijd, herinnering en hoe die twee elkaar beïnvloeden, dat is de zon waar het kleine, maar prachtige oeuvre van Stephan Enter om draait. In Spel, zijn vorige roman, werd dat al benadrukt door elf schetsen uit de jeugd van zijn hoofdpersoon, geschreven in elf stijlen en bezien vanuit elf verschillende standpunten, bedoeld om de onbetrouwbaarheid van het geheugen en het verglijden van de tijd te vatten. In Grip gebeurt min of meer hetzelfde: dit keer is het slechts een gebeurtenis en kijken vier verschillende personages ieder op zijn eigen, licht afwijkende moment terug op dat bijna-fatale moment in Noord-Noorwegen. Het geheugen blijkt een weinig betrouwbare bondgenoot, de tijd heeft gaten in de werkelijkheid geslagen.
Wanneer je twee geleefde dagen van twee mensen naast elkaar legde, zou blijken dat beide ervaringen weliswaar volgens de klok dezelfde vierentwintig uur hadden geduurd maar in de psyche zou zich iets volkomen anders hebben afgespeeld (…) dat wat de een als groen ziet, door de ander heel goed als blauw kan worden gezien en dat je daar nooit achter komt en dat was de oorzaak van de fundamentele eenzaamheid van de mens.
Enters preoccupatie met de tijd komt voortdurend terug: in het krantenartikel over onsterfelijkheid waarover Paul en Vincent discussiëren, in de afwezigheid van klokken boven Britse treinperrons, in Fiona, in wie alle kenmerken die door de geheugens van de twee mannen aan Lotte worden toegeschreven terug te vinden zijn en in de vertraging die Fiona en Martin oplopen als zij de twee gasten van het station gaan halen.
Allemachtig
De vriendschap die louter op herinneringen en een gedeeld verleden is gefundeerd, blijkt in Enters boeken vaker weinig standvastig. Neem een van de verhalen uit Spel, waarin de ik-persoon en zijn buurjongen achterna gezeten worden door een groepje jongens, waarna de buurjongen de ander in de steek laat als het er echt om gaat. Vriendschap, zo houdt Enter zijn lezers voor, laat zich niet sturen door een gedeelde postcode of liefde voor klimmen. Daarvoor is het te ingewikkeld en te kostbaar.
Tijd is cyclisch. Gebeurtenissen kunnen zich eindeloos blijven herhalen, alsof er nooit een promotie, of een erfenis of een trouwerij heeft plaatsgevonden. Alsof er geen twintig jaar vergleden is. Fiona, die inmiddels meer Lotte is dan Lotte zelf ooit geweest is. En vooral de slotscène, in een baaitje aan de kust van Wales, die lijkt alsof de hoofdrolspelers het Noorse bijna-ongeluk nog een keer in detail na willen spelen.
Allemachtig, wat een boek. Laat het een bestseller worden.