Boeken / Fictie

Letterenlust

recensie: Thomas Blondeau - Hard en Teder

Hard en Teder, samengesteld door Thomas Blondeau in samenwerking met Jojanneke van den Berge, bundelt pareltjes die behagen, kundige kluchtigheden, schrijnende pijnlijkheden, en obsolete, ja zelfs obscure, fantasietjes. Hard en Teder is een veelkruidige verzameling.

Een eroticum kan niet volstaan met louter geilige omschrijvingen van dé daad in al haar aspecten: een aaneenrijging van vieze woordjes boeit nauwelijks. Iedereen gaapt tegenwoordig — en  dat terecht — bij de neuzelende pornoverhaaltjes van Jan Cremer, al staat op elke bladzijde wel ‘kut’ of ‘lul’. Een geslaagd eroticum moet literair meer bieden.

Het moet een prikkelend kleinood zijn om heimelijk mee te dragen, en dit in de traditie van het korte verhaal, waarbij veelal veel wordt weggelaten, vluchtig geschetst en de pointe staccato volgt. Hard en Teder bevredigt in dat opzicht niet altijd, omdat het criterium ‘hedendaagse schrijver’ mechanisch — dood is dood — is toegepast: overleden schrijvers zijn niet opgenomen.

Van rukverhaal tot karikatuur
De bijdrage van Van den Boogaard is een Cremer-verhaaltje: afgeraffeld, stereoptiep klaarkomproza voor jongetjes, een rukverhaal. Toen Ilja Pfeijffer zijn stuk schreef, was hij waarschijnlijk in een lucide, oppervrolijke staat wegens zijn groeiend pornokarikatuurtje, dat gaat over een wild katje dat zich over een quasi-corporale heer in de trein buigt:

Ze was een huppelig punkmeisje. […] ‘Wilt u mijn tietjes zien?’ […] ‘Nu moet ik uw lul zien.’ […] Ze nam mijn eikel tussen twee vingertjes zoals een juwelier een kostbare steen oppakt met een pincet om hem beter te bestuderen. Ze aaide mijn ballen zoals een meisje het neusje van haar teddybeer aait.

Niettegenstaande de sterke metaforen rent Pfeijffers vingeroefening te snel naar een absurd eind. Was dit een probatio pennae precox? Wellicht: dit verhaaltje stond eerder in het tijdschrift Goedele, voor de ‘plezante leesmomentjes’.

Dautzenberg past het retorische trucje van de apostrophe toe door zich rechtstreeks tot de lezer te wenden: ‘Ineens is het verhaal afgelopen. Zonder climax. Zonder catharsis.’ Dat is éven grappig, maar de lezer had toch liever het beverige kantoorklerkenfantasietje in verder uitgewerkte vorm willen lezen, want de schets van onzerheid in de ik-persoon is sterk. Nu verlaat Dautzenberg de kerk voor het zingen. Christiaan Weijts’ studentenfantasie maakt ook kundig sprongen in de tijd en heeft een geestig gevonden pointe. Alleen de daad kon wat bloemrijker beschreven worden, zeker nu zij zich in de Leidse hortus botanicus voltrekt.

Veelsoortig pornorettorium
Akim A.J. Willems bezorgt de lezer een sterke perspectievenwisseling in het taboe van de vrijwillige verkrachting. Vermakelijk is Tess Frankes verhaaltje over een dame die als slinkse starfucker ‘de kroonprins’ inpakt: op je rug naar de top! Uitermate geslaagd is het verhaal van Grethe van Greffen over een domineesvrouw en een der vrouwelijke schaapjes: de lust en de schaamte over de daad tussen twee vrouwen in een streng protestants milieu wordt onthutsend eerlijk omschreven, waarbij de pointe onvervalst erin hakt — dát is een kort eroticum.

Zo ook Mensje van Keulen, die briljeert door een heimelijk plotje in geile nopjes en een pralende pointe; pornorette parfaite! Wanda Reisel laat een ‘vrolijke weduwe’ zich orgastisch verzoenen met de dood in gekochte, zwarte handen. Dat zijn drie taboes in een goedlopend, ontroerend en lustvol verhaal: (vrouwelijke) lustbevrediging tegen betaling, seks op hoge leeftijd én interraciale omgang. Wie biedt er meer?

Adam en Adam niet?!
Deze bundel schiet in een punt duidelijk tekort: er is niet een verhaal over de klassieke mannenliefde. Wat opmerkelijk en saai! Is er de laatste dertig jaar in het hele Nederlandse taalgebied geen enkel goed verhaal geschreven met twee mannen in de hoofdrol? Dat is onmogelijk. Goed, Reve is dood, die viel dus af, maar niemand? Zelfs Bas Heijne laat zijn verhaal tussen een man en een vrouw afspelen. Dat overigens kundig, over een aspect der liefde dat noch gelijk-, noch ongelijkgeslachtelijk is, namelijk de afkeer van de begane zonde. Maar ja! Zijn homoverhalen op zich al geen erotica? Nee, voor zulk simplisme is de samensteller te slim, maar wat de reden dan mag zijn, mag Joost weten.

Hard en Teder wordt verzorgd met een voorspel van Van den Berge en een naspel van Blondeau. De twee korte ontboezemingen zijn elkaars spiegelbeeld in niet-onschuldig liefdesspel; beminnen is soms ook verschalken, zo blijkt. Hard en Teder kruidt de boekenkast; het beschrijven van lust, en met name vuige lust, zonder daarbij in platitudes te vervallen, is bepaald geen koud kunstje.