Klassieker: Flannery O’Connor – A Good Man is Hard to Find
• Dit stuk maakt deel uit van een reeks over persoonlijke klassiekers van de boekenredactie. Lees ook over de Metamorphosen van Ovidius, Homeros’ Ilias, De Renner van Tim Krabbé, Reis naar het einde van de nacht van Louis-Ferdinand Céline, Nooit meer slapen van W.F. Hermans, Thomas Manns De toverberg, In de ban van de Ring door Tolkien, Flauberts Madame Bovary, Marguerite Yourcenars Het hermetisch zwart en Aantekeningen uit het ondergrondse van Dostojevski. •
Stel je het leven voor in het zuiden van de Verenigde Staten in de jaren vijftig. De hete zomers op het platteland in Georgia of Tennessee. Een zuiden vol landlopers, priesters, bedriegers, stoere boerinnen en kermisfreaks: dat is het zuiden van Flannery O’Connor (1925-1964).
Stel je het leven voor in het zuiden van de Verenigde Staten in de jaren vijftig. De hete zomers op het platteland in Georgia of Tennessee. Een zuiden vol landlopers, priesters, bedriegers, stoere boerinnen en kermisfreaks: dat is het zuiden van Flannery O’Connor (1925-1964).
Zij aan zij met sjacheraars en moordenaars leven hier ‘good country people’ – trots en bekrompen, maar met eerbied voor goede manieren. De afschaffing van de slavernij, met geweld door het noorden afgedwongen, hebben zij nooit helemaal geaccepteerd: ‘negroes’ worden bespot en gevreesd. Ze hebben geen vertrouwen in de overheid noch in boekenwijsheid.Southern Gothic
In het handjevol boeken en verhalenbundels dat O’Connor heeft nagelaten weet ze de wereld van deze mensen larger than life op te roepen, waarbij vrijwel elk personage het moet ontgelden. Ze legt hun ergste zwakheden bloot; je ziet en ruikt hoe het angstzweet van hun verwrongen gezichten druppelt. Bij O’Connor is alles nog een tandje erger dan in werkelijkheid; het bovennatuurlijke sluimert op elke straathoek en de lach van een vreemdeling kan elk moment veranderen in een grimas.
Niet voor niets rekenen academici O’Connors werk, net als dat van bijvoorbeeld William Faulkner, tot de ‘Southern Gothic’ – een subgenre binnen de gothic literature. Het beangstigende is tot in de huiskamer doorgedrongen, met als decor het godvrezende en botte karakter van het zuiden. Niet voor niets spreken die academici ook van het ‘groteske’ in haar werk: Flannery laat graag vervormingen en uitvergrotingen zien, als in een macaber carnaval.
Huiveringwekkende dreiging
Het onbehaaglijke, unheimische gevoel dat je krijgt bij haar verhalen wordt niet alleen veroorzaakt door die vervormingen, maar ook doordat ze de beweegredenen van personages in het duister laat – merkwaardige personages als ronddolende moordenaars en Bijbelverkopers die protheses stelen. In haar verhalen gebeuren bizarre, vaak wrede, soms onverklaarbare dingen alsof ze de normaalste zaak van de wereld zijn. Bij elke introductie van een nieuw personage voel je de spanning: waar zou hij of zij toe in staat zijn? O’Connor neemt haar tijd om ze te laten staren, betekenisvol te laten zwijgen, grijnzen. Je kunt alleen maar wachten tot ze toeslaan.
Zoals in het verhaal ‘A Circle in the Fire’, waarin een vrouw die een mooie boerderij bezit bezoek krijgt van de zoon van een voormalig werknemer en twee van zijn vrienden. De jongens zijn niet ouder dan dertien, veertien, maar er gaat een huiveringwekkende dreiging van ze uit, met hun ‘hungry look’, die ook niet verdwijnt als ze eenmaal hebben gegeten. O’Connor is een meester in het benoemen van uiterlijkheden die innerlijke kenmerken verraden. Zo beschrijft ze de drie jongens:
The three boys looked something alike except that the middle-sized one wore silver-rimmed spectacles and carried the suitcase. One of his eyes had a slight cast to it so that his gaze seemed to be coming from two directions at once as if it had them surrounded. He had on a sweat shirt with a faded destroyer printed on it but his chest was so hollow that the destroyer was broken in the middle and seemed on the point of going under. His hair was stuck to his forehead with sweat. He looked to be about thirteen. All three boys had white penetrating stares.
Zodra de boerin deze drie jongens in haar huis laat, weet je dat er vroeger of later iets vreselijks zal gebeuren. Soms komt de dreiging in de verhalen letterlijk van binnenuit, zoals in het verhaal ‘A Stroke of Good Fortune’. Een vrouw loopt een trap op en realiseert zich door de woorden van een buurvrouw dat de nachtmerrie waaraan ze wilde ontsnappen binnenin haar groeit. O’Connor confronteert haar personages met hun grootste angsten en gebreken, en zij komen lang niet altijd als een beter mens uit die confrontatie.
A better short story writer is hard to find
Het oeuvre van Flannery O’Connor is niet erg groot – twee romans en één verhalenbundel bij leven, erna nog een uitgebreidere verzameling verhalen, een boek met essays en een met brieven. Dat ze zo weinig heeft geschreven komt enerzijds doordat ze al op 39-jarige leeftijd overleed aan een auto-immuunziekte, die haar het grootste deel van haar leven aan de familieboerderij in Milledgeville, Georgia, kluisterde. Het komt echter ook doordat ze zo streng voor zichzelf was: elke pagina moest woord voor woord herschreven worden.
De enige tijdens haar leven gepubliceerde verhalenbundel, A Good Man is Hard to Find (1955), is met veel lof ontvangen en kan gezien worden als haar meesterwerk. Haar twee romans – Wise Blood (1952) en The Violent Bear it Away (1960) – zijn ook absoluut de moeite van het lezen waard, maar in het korte verhaal blinkt ze pas echt uit. Die kracht van compactheid komt overeen met haar werkwijze van schrijven en herschrijven tot elk woord op de juiste plek staat, zonder een woord te veel. Verschillende hoofdstukken uit haar romans publiceerde ze ook eerst als aparte verhalen.
Binnen de spanne van het korte verhaal krijgen de groteske elementen een zwaardere lading en komen schokkende gebeurtenissen aan als een knal voor je kop waar je niet van kunt bekomen. In al zijn geweld en mystiek zindert zo’n verhaal na tijdens het lezen van het volgende, en nog lang daarna. Zoals The Financial Times raak opmerkte over A Good Man is Hard to Find: ‘Once read, she cannot be forgotten.’
Rituele loutering
Sprak ik zojuist van mystiek? Het valt niet te verzwijgen: Flannery O’Connor was een toegewijd katholiek. Laat dat je echter niet afschrikken, het geloof komt in haar werk niet terug in de vorm van vroom gezever, maar als genadeloze schets van de zwaktes van de mens. Haar personages vloeken, bedriegen, stelen, moorden, en verlossing lijkt erg ver weg. Haar verhalen zitten weliswaar vol met vergaande religieuze ervaringen, maar dergelijke momenten van ‘genade’ worden vaak op zo’n gewelddadige, onbarmhartige wijze gebracht, dat het doet denken aan de christelijke boodschapper uit een film als Se7en. O’Connors personages zijn echter een stuk humoristischer dan die seriemoordenaar. Zo zegt de bebrilde moordenaar uit ‘A Good Man is Hard to Find’ over de grootmoeder die hij na een lange conversatie neerschiet: ‘She would of been a good woman (…) if it had been somebody there to shoot her every minute of her life.’
De ironie van O’Connor maakt dat de mystieke lading zo goed te verdragen is en dat je de hypocrisie van de personages kunt zien voor wat ze is. Je ziet hun uitvergrote fouten, en net als je erom zit te gniffelen, zie je aankomen welke gruwelijke bestraffing de personages zelf aan het uitlokken zijn. O’Connor heeft verteld dat ze zo schrijft omdat je tegen hardhorenden moet schreeuwen. Niet dat er een vaststaande ‘boodschap’ is die daardoor beter aankomt. O’Connor biedt geen gemakzuchtige moraal en wilde ook nooit uitleg geven over haar werk. ‘The meaning in a story can’t be paraphrased and if it’s there it’s there, almost more as a physical than an intellectual fact,’ zei ze hierover. Je moet het ondergaan. Dat sluit aan bij een katholieke in plaats van een protestantse insteek: geen gepredik, maar rituelen. Niet de woorden van Jezus, maar zijn louterende bloed. Wat doordringt is geen tegeltjeswijsheid, maar een dieper, lichamelijk gevoeld besef van de rotte plekken in anderen en in jezelf.
Sophocles
Je hoeft niet gelovig of afvallig te zijn om geraakt te worden door O’Connors verhalen, die genadeloos zijn en tijdloos. Ze schudt je flink door elkaar en laat je verbijsterd achter, met het gevoel dat er zojuist iets heel diepzinnigs danwel volstrekt willekeurigs heeft plaatsgevonden. Zoals tijdgenoot en auteur Thomas Merton zei na haar dood: het doet Flannery O’Connor te weinig eer om haar te vergelijken met Hemingway of Sartre, zij laat zich nog het best vergelijken met Sophocles. De vertellingen van O’Connor spelen weliswaar in een vrij alledaagse context, maar haar ontknopingen zijn niet minder tragisch dan de ondergang van een koppige held als Oedipus.
Van Flannery O’Connor is de roman De geweldenaars in Nederlandse vertaling uitgegeven door Kok.