Een eigenlijk best wel heel gewone oma
Annie M.G. Schmidt zou dit jaar honderd jaar geworden zijn. Een eeuw lang de onderkoningin van Nederland, dat schreeuwt om een stapeltje gelegenheidsuitgaven. Een verzameling van haar brieven bijvoorbeeld.
Schmidt schreef haar leven lang brieven alsof er al die tijd geen telefoon bestond. Voor haar bekroonde en geprezen biografie Anna kreeg biografe Annejet van der Zijl van zoon Flip van Duijn inzage in de stapels correspondentie van de kinderboekenschrijfster. Nu is er dus een bloemlezing van talloze brieven, geschreven en verstuurd in acht verschillende levensfasen.
Zoals Van der Zijl in haar inleiding al opmerkt: wie volledigheid, of wetenschappelijke pretentie wenst, kan Liefs van Annie zonder problemen aan zich voorbij laten gaan. Wie nieuwe inzichten verwacht in het karakter van een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers van de twintigste eeuw, krijgt die wel.
Vroegoud dametje op kamers
De acht levensfasen die bezorgers Van der Zijl en Van Duijn in het leven van Schmidt hebben onderscheiden zijn: haar jeugd in Kapelle (hier zijn slechts twee korte vakantieansichten van opgenomen), haar studietijd op kamers in Schiedam, de jaren in vooroorlogs Amsterdam, haar tijd als leeszaaldirectrice in Vlissingen, de terugkeer naar haar geliefde Amsterdam, de jaren in Berkel en Rodenrijs met minnaar en kind, de periode in haar zuid-Franse vakantiehuis en de derde keer Amsterdam, tot haar dood in 1995.
Het beeld van de Zeeuwse Annie als laatbloeier, dat zijzelf ook veelvuldig in interviews benadrukte (zoals in het beroemde interview met Ischa Meijer) wordt bevestigd door de vroege brieven. De brieven uit Schiedam en vooroorlogs Amsterdam zijn voornamelijk aan haar moeder gericht. Lange epistels zijn het, die met een bijna dagelijkse frequentie heen en weer gezonden moeten zijn.
Schmidts schrijftalent gaat in deze brieven nog schuil onder een wat tuttige toon van een vroegoud dametje dat haar moeder minutieus op de hoogte stelt van haar bezigheden. De brieven zijn licht en humoristisch, maar bezitten geen andere dan biografische waarde. Tragisch is vooral de wijze waarop zij iedere brief steevast afsluit met de vraag aan haar moeder om haar vader de groeten te doen: het zijn de enige keren dat haar vader in haar brieven ter sprake komt.
Dag, Annie
Pas als Annie écht begint te schrijven (allereerst bij het Inktvis-cabaret van Het Parool, met onder meer Simon Carmiggelt en Wim Sonneveld) worden haar brieven leesbaarder. Een absoluut hoogtepunt is de eerste brief die zij schrijft aan Dick van Duijn, de man die reageerde op haar contactadvertentie in De Groene Amsterdammer en met wie ze een keer had afgesproken:
Dick,
Ik vond het verschrikkelijk plezierig vrijdagavond, vond ook dat er direct contact was, maar ik geloof dat ik om zuiver praktische redenen hier niet mee doorga. (…)
’t Klinkt allemaal erg nuchter, maar ik ben een nuchter mens; zolang ik nog niet verliefd ben.
Begrijp je ’t een beetje?
Dag,Annie
Het zijn dit soort openhartigheden die Liefs van Annie lezenswaard maken. Ook als Annie in de tweede helft van haar leven uitgroeit tot een grote ster, een BN’er avant la lettre, blijven haar brieven persoonlijk van aard. Uiteraard wordt er in de correspondentie met uitgever Reinold Kuipers of met illustratrice Fiep Westendorp vaak gealludeerd op haar werk, maar het is nooit het voornaamste. Het weer, de schoolvorderingen van zoon Flip en de depressies van Dick (met wie het uiteindelijk toch tot een lange relatie is gekomen, na een nogal buitenissige tussenkomst van zijn vader) blijven een leven lang de voornaamste onderwerpen van gesprek.
Liefs van Annie is vooral een prachtige aanvulling op Van der Zijls biografie, en kleurt het beeld van de lievelingsoma van Nederland nog wat feller in. Schmidts leven verschilt in weinig van dat van velen van haar lezers. De geestelijk moeder van Pluk en Otje woonde in haar schrijfkamer, de moeder van Flip leeft voort in haar brieven.