Schrijven is stelen van dieven
In deze grondig gereviseerde editie van 1988 geeft Paul Claes college over literatuur en intertekstualiteit. Hoewel Echo’s echo’s sterk het karakter van een studieboek heeft, biedt het voor de liefhebber genoeg prikkelende, literaire analyses. Deze zorgen ervoor dat de lezer voortaan met andere ogen een literair werk leest.
Mag je de titel van een recensie beginnen met een gestolen citaat? Goede schrijvers hebben nooit anders gedaan, zo leren we van de Vlaamse auteur en classicus Paul Claes. Elke literaire tekst is een mozaïek van citaten en om die reden vergeleek de achttiende-eeuwse schrijver Jonathan Swift de auteur met een bij, want ‘de bij haalt alles bij anderen, maar verwerkt en verteert het en maakt er iets nuttigs en aangenaams mee.’
Een beter begrip van literatuur
In Echo’s echo’s – een grondig herziene uitgave van een eerdere uitgave uit 1988 – laat Claes in 17 korte hoofdstukken zien op welke manieren literaire teksten allemaal kunnen refereren aan eerdere teksten. Claes wil hiermee de lezer helpen ‘de codes van de intertekstualiteit te doorgronden’. Met andere woorden: Claes leert ons met dit boek literatuur te lezen.
En in die poging slaagt Claes heel behoorlijk. Zo neemt de auteur uitgebreid de aandacht voor de analyse van een gedicht van Faverey. Dat gedicht is alleen te begrijpen met een grondige studie van alle zinspelingen (allusies) op eerdere literaire teksten. Claes neemt de lezer bij de hand en leidt hem door een woud van klassieke literatuur richting een goed begrip van Favereys gedicht. Als vanzelf ontstaat daardoor ook meer bewondering voor literatuur in het algemeen. Bovendien is Claes als classicus als geen ander in staat om verhaalelementen te herleiden naar hun oorsprong en put hij uit een enorme kennis van klassieke teksten.
Vermoeiende analyses
Zijn analyses van intertekstualiteit zijn daarom aan de ene kant fascinerend om te lezen, maar aan de andere kant soms ook wat vermoeiend. Vooral Claes’ neiging om op elke bladzijde met wetenschappelijke literaire termen te smijten, maakt van zijn ontledingen soms taaie kost. Illustratief is een passage over de functies van de semantiek, die we kunnen formaliseren ‘met dezelfde variabelen als bij het citaat: architekst, subject van de architekst, fenotekst, subject van de fenotekst. En zo’, aldus de auteur, ‘krijgen we respectievelijk inhoudelijke, auctoriële, integrerende en karakteriserende allusies. Deze vier functies kunnen elk constructief of deconstructief zijn, de oorspronkelijke functie overnemen of niet. De comparatist Dionýz Durišin spreekt in dat verband over identificerende en distantiërende reminiscenties.’
Zo’n abracadabra aan literair-wetenschappelijke terminologie geeft Echo’s echo’s meerdere malen het karakter van een studieboek. Niet voor niets vindt de lezer achterin een intertekstueel lexicon van maar liefst vier bladzijden, met uitleg bij al deze begrippen. Dat neemt echter niet weg dat voor degenen met een bovengemiddelde interesse voor literatuur Claes’ boek prikkelend genoeg is. Echo’s echo’s stimuleert de lezer om literaire teksten grondiger te lezen en op zoek te gaan naar intertekstuele referenties. In die zin is Claes een uitstekende docent. En voor de nieuwsgierige lezer: de titel van deze recensie is een citaat ontleend aan Paul Claes, die hem op zijn beurt overnam van Gerrit Komrij.