Het individu versus het collectief
‘Goede kunst doet je op een andere manier naar de wereld kijken’, aldus Karel Schampers, directeur van het Frans Hals Museum en De Hallen Haarlem. Vrijdag 25 maart opende De Hallen Haarlem met vier solotentoonstellingen van jonge kunstenaars die goede kunst maken. Matt Stokes, Klara Lidén, Artur Żmijewski en Jakup Ferri zijn namelijk in staat de bezoeker anders naar onze maatschappij te laten kijken.
Żmijewski en Jakup Ferri zijn namelijk in staat de bezoeker anders naar onze maatschappij te laten kijken.
Bij binnenkomst word je meteen overspoeld door geluid. Oerkreten lijken links uit de Vleeshal te komen. Wanneer je de deur naar de zaal opent, komt het geluid op je af en heeft het een beangstigend effect. De zaal is donker op zes enorme videoschermen van Cantata Profana (2010) na. Deze nieuwe installatie van Matt Stokes (Penzance, Engeland, 1973) laat zes grindcore vocalisten zien die een weerzinwekkend maar harmonieus gegrom laten horen.
Zicht op muzieksubculturen
Het is niet zomaar geschreeuw, Stokes heeft samengewerkt met een klassieke componist. De compositie wordt uitgevoerd door de extreme metalzangers. Wanneer je de ongeveer tien minuten durende opname uitzit, zijn nuances en details in de verschillende stemgeluiden te ontdekken. Een extra waarde krijgt het werk door de grote schermen waarop we de mannen aan het werk zien. De verschillende karakters zijn fascinerend om naar te kijken en doen de geluiden nog beter plaatsen in het geheel. Stokes is geïnteresseerd in sociale en visuele aspecten van subculturen. Net als bij Cantata Profana werkt hij altijd nauw samen met mensen die actief zijn binnen een bepaalde subcultuur. Op deze manier wordt hij deelgenoot en dat maakt dat hij de sfeer van een subcultuur heel dichtbij de beschouwer kan brengen.
Helemaal boven in De Hallen is er nog meer werk van Matt Stokes te zien. Long After Tonight (2005) is wederom een film waar hij diep in de ziel van een bepaalde scene duikt. We zien een herbeleving van een Nothern Soul-avond in een kerk in Dundee waar in de jaren zeventig dergelijke feesten gehouden werden. De opzwepende muziek leidt tot een extatisch dansen van de feestgangers, wat weer prachtig samenkomt met de religieuze symboliek van het kerkinterieur.
Democratie en kunstkritiek
Dat het tentoonstellingsprogramma van De Hallen Haarlem aansluit bij de actualiteit laat het getoonde werk van Artur Żmijewski (Warschau, 1966) zien. Met de recente demonstraties in de Arabische wereld, krijgt het werk Democracies (2009)een extra actuele dimensie. Democracies is onlangs aangekocht door het museum en bestaat uit een twintigtal korte films van ongeveer tien minuten die tegelijkertijd naast elkaar langs de muren van de zaal worden vertoond. Hierdoor komen er van alle kanten beelden op je af en dat doet je als bezoeker even wankelen.
Het zijn vaak heftige beelden van de meest uiteenlopende demonstraties, parades en zelfs re-enactments. Zo zien we een feestende massa bij het EK in Duitsland, maar ook een grimmige demonstratie tegen de Israëlische bezetting. Żmijewski toont dat al deze bijeenkomsten veel van elkaar weg hebben, ongeacht welke politieke of sociale boodschap er aan te grondslag ligt. Allen spreken zij de collectieve taal van de democratie.
Hoe het precies zit met de democratie van de kunstwereld is een vraag die bij de Kosovaarse kunstenaar Jakup Ferri (Pristina, 1981) en een belangrijke rol speelt in An Artist Who Cannot Speak English Is No Artist. In dit werk zien we Ferri worstelen met de Engelse taal wanneer hij praat over zijn kunst en zijn missie als kunstenaar. Hoe aandoenlijk hij ook lijkt, hij uit hiermee kritiek op het feit dat de kunstwereld al te lang gedomineerd wordt door de taal van de Westerse kunstwereld en daarmee kunstenaars uit bijvoorbeeld Oost-Europa geen kans geeft in de hedendaagse kunstwereld.
Speelse balorigheid in publieke ruimte
Waar Żmijewski de nadruk legt op de massa en Ferri de beschouwer en de kunstwereld toespreekt, duikt de Zweedse Klara Lidén juist in de wereld van de wat tragikomische eenling. In de drie werken die te zien zijn op de eerste verdieping, zien we haarzelf een aantal tamelijk nutteloze of balorige handelingen verrichten. Op een impulsieve manier is zij bezig met plek van het individu in de publieke stedelijke ruimte. Ze lijkt zich af te vragen hoe je je dient te gedragen in het openbaar. We zien haar de moonwalk doen in haar werk Der Mythos des Fortschritts (Moonwalk) (2008) of afval in de rivier smijten in Kasta Macka (2009). Alles lijkt misplaatst, maar wanneer worden morele grenzen overschreden en wie bepaalt dat?
De vier jonge kunstenaars delen een bepaalde houding ten opzichte van de samenleving. Zij bevragen, allen op hun eigen manier, onze plek in de maatschappij en richten hun blik daarbij op het individu ten opzichte van het collectief. De boodschap komt over. De vraag die blijft hangen na het zien van deze tentoonstelling: Wat kan een eenling betekenen in de grote structuur van deze wereld?