De laatste wals
.
In Gilles Leroy’s Alabama Song beleven we deze episode vanuit Zelda’s perspectief. F. Scott Fitzgerald komt daarin naar voren als een egoïstisch drankorgel annex dandy, die het niet kan verkroppen dat Zelda haar roman over hun huwelijk eerder af had dan hij zijn Tender is the Night. Als we Leroy’s Zelda mogen geloven, was Scotts literaire productie sowieso in hoge mate gebaseerd op haar eigen dagboekfragmenten. De vraag is echter hoe geloofwaardig Zelda als romanpersonage is.
Spel van gelaagdheid
Alabama Song leest als een serie dagboekfragmenten. Door de vele verwijzingen naar Scotts repressie van haar creatieve talent, wordt gesuggereerd dat dit de fragmenten zijn die zij tijdens haar verblijf in het sanatorium schreef en verborg. Parallel aan Zelda’s labiele mentale toestand, wisselen de fragmenten sterk af in kracht en helderheid.
Dit levert een intrigerend spel van gelaagdheid op. Alabama Song, zo drukt de schrijver de lezer in de al even onvermijdelijke als onmisbare verantwoording op het hart, is fictie en moet als zodanig gelezen worden. De hoofdpersoon is een impulsieve, vaak verwarde vrouw, wier dagboekfragmenten bovendien op geen enkele wijze geredigeerd zijn.
Tel daarbij het gegeven op dat F. Scott Fitzgerald en Zelda Sayre daadwerkelijk een glamourkoppel vormden dat het onderwerp was van roddel en achterklap, dat zij hun leven eerder acteerden dan beleefden, er bovendien fictie over schreven en door drank- en drugsgebruik hoe langer hoe meer de weg kwijtraakten. Wat dan overblijft, is het beeld van een tot mislukken gedoemd huwelijk tussen twee geniale gekken die meer dan welke andere auteur of artiest uit de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw de eenzaamheid en losgeslagenheid van de ‘Lost Generation’ symboliseerden.
Zelda’s verhaal
Gilles Leroy heeft in interviews naar aanleiding van de eerste, Franstalige uitgave van Alabama Song steeds aangegeven dat hij het verhaal van Zelda wilde vertellen. Daarin is hij slechts gedeeltelijk geslaagd. Juist omdat Zelda’s dagboekfragmenten zo eenzijdig en selectief zijn, overheerst voortdurend de neiging ze in twijfel te trekken. Ook het volstrekt onnodige laatste fragment waarin Zelda’s perspectief ineens losgelaten wordt en we de schrijver ontmoeten, doet afbreuk aan dit verlangen om haar eindelijk de erkenning te geven die ze verdiende.
De keuzes die Leroy maakt in zijn spel met fictie- en non-fictie zijn bovendien vaak bevreemdend. Dat hij een vriendschap tussen Zelda en de beroemde actrice Tallulah Bankhead verzint, is nog tot daar aan toe. Dat hij aan de toch al explosieve mix de surrealistische dichter René Crevel toevoegt is ook een behoorlijk plausibele gedachte die zelfs verder uitgewerkt had mogen worden. Maar waarom is het nodig om tussen al dat sterrengeweld de figuur van Ernest Hemingway dan wel een andere naam te geven? Maakten diens erven misbaar?
De structuur van een niet-geredigeerd dagboek doet Zelda Sayre ten slotte geen recht. De waanzinnige, impulsieve taal maakt van haar een muze die aanvankelijk dweept met het literaire genie dat haar man uitstraalt, maar uiteindelijk weigert te schitteren in zijn schaduw. Die frustratie wordt pakkender beschreven dan het eigen creatief talent dat zij wel degelijk bezat. Alabama Song is, net als Zelda Sayre, een onvervulde belofte.