Risee van Europa, held van Italië
Silvio Berlusconi (1936) is een fenomeen. De Italiaanse premier, mediamagnaat en miljardair, niet noodzakelijkerwijs in die volgorde, valt met geen andere moderne leider te vergelijken. Anne Branbergen, correspondent van een groot aantal Nederlandstalige media, en Martin Šimek, schrijver, radio- en tv-maker en cartoonist, hielden samen een jaar lang een Berlusconi-dagboek bij. Het resultaat is even fascinerend als verbazingwekkend.
imek, schrijver, radio- en tv-maker en cartoonist, hielden samen een jaar lang een Berlusconi-dagboek bij. Het resultaat is even fascinerend als verbazingwekkend.
Het 74ste levensjaar van Berlusconi, waarmee de tijdsspanne van Silvio ruwweg samenvalt, was misschien wel het meest bewogen jaar uit zijn lange en stormachtige carrière. Rond september 2009 zit hij weer stevig in het zadel, hoewel dat betrekkelijk is in Italië, waar een regering haar termijn nooit uitdient. Hij heeft de vuilniscrisis in Napels, waar zijn voorganger en rivaal van links Romano Prodi maar mee bleef worstelen, in een handomdraai opgelost en schittert als beschermheilige van de door een verwoestende aardbeving getroffen stad L’Aquila.
Schandaalstorm
Nu zit Berlusconi nooit helemaal op zijn gemak; er is altijd wel een vervelende onderzoeksrechter (lees: vuile communist) die denkt dat Silvio er onoorbare handelswijzen op na houdt en in zijn verleden zit te wroeten. Maar de storm die losbarstte na een opeenvolgende serie schandaaltjes – contacten met rondborstige dames van lichte zeden en piepjonge, maar o zo mooie Italiaanse meisjes met ambities, die ook zijn tweede vrouw Veronica Lario in het verkeerde keelgat schoten – hield vrijwel het hele jaar aan. Voor Berlusconi zijn dit soort dingen vooral vervelend omdat hij wel iets belangrijkers aan zijn hoofd heeft. Immuniteit regelen bijvoorbeeld, of die verdraaide pers nu eindelijk eens definitief aan de ketting leggen.
Voor niet-Italianen, toch het grootste deel van de wereldbevolking, blijft Berlusconi in de eerste plaats een verbazingwekkend figuur. Iedere politicus in een ander Europees land zou bij slechts een honderdste van wat Silvio op zijn geweten heeft (toegegeven, hij is zelden veroordeeld) de laan uit vliegen. En welke premier is zo naïef of gewetenloos om tegen zijn op een plein samengestroomde aanhang te durven roepen dat kanker binnen drie jaar verleden tijd is? ‘We zijn hard bezig aan een onderzoek waaruit dat zal blijken.’
Vici
Silvio is de koning van de beeldvorming, voelt haarfijn aan hoe hij de Italiaanse ziel kan raken en regeert door middel van ad-hocbeleid op een manier die vooral doet denken aan crisismanagement bij een noodlijdende voetbalclub. Niet toevallig is hij ook eigenaar van AC Milan, opmerkelijk genoeg de club die als geen ander weet hoe voetballers door intensieve medische begeleiding tot ver voorbij hun houdbaarheidsdatum fit te houden zijn. Ook Il Cavaliere (De Ridder. Berlusconi geniet als een van de weinigen het voorrecht bekend te zijn onder zo’n lidwoord-titel combinatie. Een andere geprivilegieerde is schrijver en opper-intellectueel Umberto Eco: Il Professore) houdt zijn gezondheid en voorkomen nauwlettend in de gaten. Silvio’s aanhoudende succes is grotendeels gebaseerd op zijn vitaliteit.
Tegen het einde van het boek wordt Berlusconi op zijn verjaardag toegezongen door het voltallige parlement, terwijl zijn voormalige steun en toeverlaat, kamervoorzitter Gianfranco Fini, zich zit te verbijten. De postfascist is de strijd met Berlusconi aangegaan, heeft die voorlopig verloren – al komt dat vooral door zijn ambitieuze vrouw – en is ingeruild voor een andere coalitiepartner. Er is in een jaar een hoop gebeurd, maar niet zo veel veranderd. Plus ça change, plus c’est la même chose.
Perspectief
Vooraf melden de schrijvers dat Silvio vanuit een vrouwelijk perspectief is geschreven, omdat, zo stellen ze, ‘de macht nog altijd mannelijk is.’ Soit, de tekst staat in de eerste persoon enkelvoud en tussen de regels door bemerkt men een lichte fascinatie en bewondering voor de ongeremde mannelijkheid van de hoofdpersoon. Maar dat strookt niet helemaal met de ronduit verlekkerde beschrijvingen van al die ‘ooit bloedmooie maar nu volgespoten’ Italiaanse vrouwen die rond de macht fladderen.
In eerste instantie lijkt dat wat te misstaan, maar dan begint het te dagen: dat geilen, die constant aanwezige, totaal pretentieloze en vooral vulgaire lust, is waar Silvio, of misschien zelfs de hele Italiaanse politiek, om draait. Plat verlangen naar status en machogedrag, machtshonger en oudemannengeilheid. Daar houdt het begrip overigens ook op. De lezer leert veel over Italië, heel veel, maar aan het eind gekomen besef je dat je er nog steeds vrij weinig van begrijpt. En dan komt onvermijdelijk de herinnering aan Obelix bovendrijven en denk je: ‘rare jongens, die Romeinen…’