Bundelpresentatie Maria Barnas’ Fantastisch
Eind dit jaar zal Maria Barnas – schrijver, dichter, beeldend kunstenaar – stoppen als columnist van het Cultureel Supplement. Slecht nieuws voor al wie graag las over haar angst voor tafels en haar liefde voor woorden. Goed nieuws is echter dat haar columns gebundeld zijn. De bundelpresentatie, georganiseerd door De Arbeiderspers en Spui 25, vond plaats op maandagavond 29 november.
Nog niet eens december en Amsterdam is al bedekt onder een glinsterend wit kleed. De kunstminnende NRC-lezers en de vrienden en familie van Barnas moeten zich een weg glibberen en schuifelen naar academisch-cultureel centrum Spui 25. Halverwege de avond – midden in een verhaal over kunst en werkelijkheid – wordt de zaal zelfs nog opgeschrikt door de harde klap van een sneeuwbal tegen de ruit. Maria Barnas, Marieke voor intimi, zou over dat alles ongetwijfeld een prachtig stuk kunnen schrijven.
Ruim drie jaar heeft ze de NRC-lezer deelgenoot gemaakt van haar overpeinzingen, fantasieën en (on)alledaagse bezigheden, zoals haar bezoeken aan een verlegen tandarts die helemaal geen tandarts blijkt te zijn. Vrijwel altijd wist ze een geniale openingszin neer te zetten, een die je gelijk benieuwd maakte naar wat er komen zou (‘In mijn ooghoek zie ik een stokbrood bewegen’, of ‘In een rek met kerstversiering zag ik een ongelukkige engel liggen’). Dat er binnenkort een eind komt aan haar poëtische columns – omdat, zoals Raymond van den Boogaard, chef Kunst van NRC, benadrukte, een krant steeds met iets nieuws dient te komen – vindt ook Barnas spijtig. Maar het einde komt voor haar niet geheel onverwacht, ze had al het gevoel dat het experimentele er af begon te raken. Daarbij is het geen compleet vaarwel: Barnas zal nog wel lange stukken voor het Cultureel Supplement gaan schrijven.
Kunst zonder sokkel
Minder verrassend, maar minstens even mooi waren de optredens van componist Peter Lunow. Lunow zong kleine liedjes op Barnas’ teksten, nu eens quasi-nonchalant met één hand in zijn broekzak, dan weer verlegen onschuldig in een rol als klein meisje. Onderwijl wierp hij steelse blikken en lachjes naar een stralende Maria. Met kunstenaar Voebe de Gruyter ging Maria zelf in gesprek. ‘Voebe,’ zei ze, ‘is mijn grote voorbeeld, omdat ze zich alles kan toeëigenen – bijvoorbeeld platgetrapte kauwgompjes op straat, daar maakt ze dan hele verhalen bij. Toen ik dat zag, dacht ik “Hoera, kunst hoeft niet op een sokkel te staan”.’ Voebe deed de zaal vervolgens schateren met haar vondst van een Twentse boer die tegen wil en dank kunstenaar werd. Door een gat in de weg bleven hem telkens wieldoppen toerollen, net zolang tot hij besloot ze op te gaan stapelen. Mensen gingen hem ook wieldoppen toewerpen, omdat ze dachten dat hij een verzamelaar was. Of ze kwamen om ze te kopen, waarop hij een bordje met ‘geen wieldoppen te koop’ op moest hangen.
Fantasie bestaat niet
Wat Maria Barnas zelf indrukwekkend vindt kwam naar voren in haar gesprek met Birgit Donker, waarin ze toelichting gaf op enkele van haar columns. Ze vertelde dat voor haar de ultieme kunst vaak helemaal niet bedoeld is als kunst, zoals een boot die ooit onbemand was aangetroffen midden op de oceaan – een voorval dat deed denken aan het ‘werkelijke’ laatste kunststuk van Bas Jan Ader. Kunst kan voor Barnas van alles zijn, zelfs een gesprek. Ook legde ze uit dat ze het een opluchting vindt dat echte fantasie niet bestaat, dat alles wat je bedenkt een samenstelling is van wat er al is.
‘Es fühlt sehr leer an’
De uiteindelijke presentatie van de bundel, van Barnas aan Van den Boogaard, kwam als een te vroege afsluiting van een feestje dat net gezellig op gang was gekomen. Ook voor de deelnemers zelf leek de boekpresentatie niet het hoogste doel van de avond. Barnas gaf aan het boek al zo vaak gezien te hebben ‘dat ik er eigenlijk een beetje genoeg van heb’. Van den Boogaard riep gelijk na het ontvangen van het eerste exemplaar uit: ‘Dat was ’t, de laatste column staat 31 december in NRC, maar vrees niet, Maria Barnas verdwijnt niet uit onze kolommen,’ om daarna de verzamelde gasten de weg naar de dranktafel te wijzen.
Fantastisch is een bundel geworden waar uiteindelijk heel weinig aan gesleuteld is door redacteur (en voormalig leerling van Barnas) Michel van de Waart. De eerste twee columns zijn weggelaten omdat Barnas ze niet goed genoeg achtte, maar verder zijn alle tot dusver verschenen stukken in chronologische volgorde gezet. Het is een klein monument voor de aanwezigheid die Barnas gedurende drie jaar in vele levens heeft gehad. De allerlaatste zin drukt daarbij uit wat die liefhebbers van Barnas’ columns in januari 2011 vrezen te ervaren: ‘Es fühlt sehr leer an’.