Betoverende wiskunde
.
Yoko Ogawa (1962) schetst in De huishoudster en de professor op even simplistische als effectieve wijze een bijzonder hartverwarmende relatie. Die is gedoemd om slechts tot op zekere hoogte op te bloeien. Dat is te wijten aan de oude professor, die een kortetermijngeheugen van slechts tachtig minuten heeft en daardoor iedere dag opnieuw kennismaakt met zijn huishoudster. Met simpele, heldere, vaak humoristische opdrachten doet de enthousiaste professor je bijna verlangen naar wiskunde. Een voorbeeld:
Het getal 28. Deelbaar door 1, 2, 4, 7, en 14. Worden die bij elkaar opgeteld, 1 + 2 + 4 + 7 + 14, dan luidt het antwoord 28. Een vrij uniek geval.
Bovenstaand weetje is slechts een simpel voorbeeld. In het boek worden nog veel meer, vaak duizelingwekkende rekenfoefjes uit de doeken gedaan. Maar altijd met verrassende ontknoping, net als hierboven. De opdrachten van de professor zijn gebaseerd op persoonlijke onderwerpen, zoals de schoenmaat of verjaardag van de huishoudster. Maar wie de getallen al beginnen te duizelen voor de ogen, hoeft hier niet te stoppen met lezen. Want hoe vaak het boek ook wiskunde aanhaalt, altijd wordt ze door de ogen van de huishoudster (een leek) bekeken. Enige affectie met wiskunde is dus absoluut geen voorwaarde om hiervan te genieten.
Genie
De werkelijke vraag die Ogawa stelt is: hoe kun je een relatie hebben met iemand die zich niet herinnert je ooit eerder ontmoet te hebben? In deze intieme roman spelen slechts drie naamloze personen een rol. We maken eerst kennis met de huishoudster. Zij wordt erop uitgezonden – zoals zo vaak – om bij de klanten van haar werkgevers schoon te maken.
Zo ontmoet ze de professor, die op veel manieren voldoet aan het stereotiepe beeld van oude grijze wijze man. Hij is een wiskundig genie, maar herinnert zich alleen dingen van voor zijn ongeluk, vóór zijn geheugen stagneerde. Dat geheugen heeft nu een tijdspanne van tachtig minuten. Met boodschappen halen mag dus niet worden getreuzeld. Het derde personage is het jonge zoontje van de huishoudster, die door de professor liefkozend Wortel wordt genoemd, naar het wiskundige teken.
Post-its
Gaandeweg de roman en de wiskundige raadsels bloeit er een relatie op tussen de drie. Althans, in zekere mate. De professor herinnert zich de twee namelijk nooit. De eigenaardige charmes en kleinigheden van de professor maken deze roman. Hij lost raadsels voor een wiskundig tijdschrift op en praat met Wortel over honkbal. Zijn kostuum zit onder de post-its met aantekeningen, zodat hij dingen niet ‘vergeet’, en hij lust geen wortels. Op haar beurt verzint de huishoudster listige manieren om hem toch wortels te laten eten. Deze slimme maar aandoenlijke man vangt haar affectie, want hij is voor haar zoon de vader die hij nooit heeft gehad.
In deze droogkomische setting, waarin eigenlijk weinig enerverends gebeurt (een bezoek aan de kapper, een wandeling in het park), slaagt Ogawa erin om de onwaarschijnlijke relatie als een intieme leeservaring te brengen. Hoewel de professor, verstrooid, kinderlijk en geniaal, van zijn kant geen affectie kan tonen voor de twee, raken de huishoudster en Wortel meer en meer gesteld op de oude man. Niet alleen bekommeren zij zich om hem, ook realiseren zij zich gaandeweg dat de situatie van de professor achteruitgaat. Hij is immers oud en kan niet voor zichzelf zorgen. De gevoelens die Ogawa daarbij weet los te maken zijn, zoals de roman wordt aangeprijsd, met recht betoverend te noemen. Zelden werkte de combinatie van lach en traan zo prachtig als in De huishoudster en de professor.