Dodelijke briefkaarten
.
Glenn Cooper debuteert met Boek der doden. Er zijn inmiddels meer dan een miljoen exemplaren verkocht en het boek wordt door The Bookseller getipt als ‘het grootste debuut van het jaar’. Cooper studeerde archeologie aan Harvard, maar is tegenwoordig directeur van een biotechnologisch bedrijf. Voordat hij Boek der doden schreef, richtte hij al een filmproductiemaatschappij op en schreef hij scenario’s.
Zeven
Will Piper is de succesvolste profiler die de FBI in dienst heeft. Zijn naam wordt genoemd bij de grootste en meest spraakmakende zaken van de laatste jaren, maar Will heeft er geen zin meer in. Slechtgehumeurd, vuilbekkend en ongemotiveerd verschijnt hij op zijn werk. Thuis slijt hij zijn avonden achter de televisie, met meer drank dan goed voor hem is. Over slechts een jaar kan hij met pensioen en Will is van plan rustig te wachten tot dat jaar om is.
Maar dan duikt de Doemsdag-moordenaar op, die ongrijpbaar lijkt te zijn voor de gewone politie- en FBI-agenten. Er wordt daarom nogmaals een beroep gedaan op Wills opsporingstalenten. Het is een lastige zaak, eentje waar hij zich niet zo in verdiept heeft. Het eerste wat zijn nieuwe partner Nancy Lipinski doet, is hem op de hoogte brengen van de nieuwste ontwikkelingen. Die zijn er echter amper en het enige wat de moorden met elkaar lijkt te linken zijn de briefkaarten.
Naarmate het verhaal vordert, maakt Cooper wat sprongetjes door de tijd om de oorsprong van zijn verhaal te duiden, die in het hele verre verleden ligt. In het jaar 777 wordt de zevende zoon van een zevende zoon geboren. Monniken uit het klooster nabij het geboortedorp van de jongen maken zich zorgen. Volgens de verhalen brengt de komst van dit kind niets goeds en langzaam maakt Cooper duidelijk wat dit voor zijn verhaal en voor de Doemsdag-moordenaar betekent.
Lopende clichés
Met Boek der doden heeft Cooper een aardig verhaal afgeleverd, dat voor het thrillergenre met een vrij originele invalshoek komt: wat als je lot al vastligt? Helaas redt dat Coopers debuut niet. Zijn hoofdpersonages zijn ongeloofwaardige, lopende clichés en een enkele opening tot een realistisch, geloofwaardig karakter wordt zonder aankondiging gedicht.
Zo komt Nancy Lipinski het boek binnen als een net afgestudeerde agente die betweterig is en alles volgens de regels wil doen, en als iemand die totaal afkeurend staat tegenover Will Piper en zijn gedrag. Toch transformeert Cooper haar tot de zoveelste vrouwelijke sidekick om haar in zijn verhaal te laten passen: ze valt voor Piper en ineens vindt ze haar oude partner niets meer. Deze ontwikkeling ontvouwt zich uitsluitend om Lipinski te buigen naar het verhaal.
Piper zelf lijkt weggelopen uit tig andere thrillers: de altijd chagrijnige, drinkende klootzak die voor niemand een goed woordje overheeft. Als FBI-agent overtuigt hij al helemaal niet, met als toppunt de passage waarin hij op de vlucht is voor verschillende overheidsinstanties, maar wel besluit om gezellig te gaan eten bij de ouders van Lipinski, die hij nooit eerder ontmoet heeft.
Leentjebuur
Cooper lijkt voor zijn debuut leentjebuur gespeeld te hebben bij het scala aan andere boeken dat beschikbaar is in zijn genre, om tot een samenraapsel van personages te komen die we al zo vaak voorbij hebben zien komen. Dat zou misschien nog te overzien zijn als de invalshoek die hij gebruikt overtuigend gebracht werd, maar ook daar faalt Cooper. Boek der doden bewaart zijn troefkaart tot bijna de laatste pagina, waarbij de invalshoek nauwelijks benut wordt en daarom ook onvoldoende uitgewerkt is om overtuigend te zijn.
Misschien had Cooper zich beter kunnen concentreren op het idee ‘wat als je lot al vastligt?’ dan op het willen schrijven van een mainstream thriller, want dat is precies waarom hij de mist ingaat. Het verhaal is zo doorsnee, dat zijn personages niet goed uit de verf komen en zijn op zich originele idee eigenlijk vooral op de achtergrond een rol speelt.