The Great American Novel is ook een beetje chicklit
De New York Times rept al in de eerste regel van zijn recensie over een meesterwerk, Oprah heeft haar Book Clubsticker op het omslag geplakt, chicklitschrijfsters beklagen zich over ‘Franzenfreude’ en de cover draagt het opschrift: ‘Vrijheid zal ongetwijfeld direct na verschijning al beschouwd worden als een klassieker.’ En dan moet het volk nog aan deze epische roman beginnen.
Want het volk, daar is dit boek bij uitstek voor geschreven. De hoofdpersonen zijn de Berglunds, een ‘normale’ familie die schippert tussen democratisch en republikeins, met een zeer betrokken moeder, een milieuactivistische vader, een statusbeluste zoon en een vroegwijze dochter – en al hun eigen ouders, vrienden en liefdes. Nergens worden de grenzen van vrijheid zo goed duidelijk als in een familie waar al snel blijkt dat de persoonlijke vrijheid van de één ten koste gaat van die van de ander. Franzen roept deze personages in het leven om de centrale vraag te beantwoorden: wat betekent vrijheid, een woord dat in Amerika bijna godsdienstige proporties heeft aangenomen, nog in deze tijd?
Het boek
Patty streeft al haar hele jeugd naar de vrijheid om haar eigen familie te starten en het allemaal beter te doen. Walter verafschuwt die vrijheid juist: de groeiende wereldbevolking is een bedreiging voor het milieu. Richard, Walters beste vriend en Patty’s minnaar, maakt zich vooral druk over de vrijheid van de kunstenaar, die tegenwoordig niet veel meer is dan een producent met winstoogmerk. De kinderen willen intussen vooral bevrijd worden van hun ouders: Jessica door zo volwassen en intellectueel mogelijk te leven en Joey door zo veel mogelijk geld te verdienen in zo min mogelijk tijd. Het boek brengt uitstekend ‘de vrijheid die je hebt om je leven op geheel eigen wijze te verkankeren’ in beeld.
Vrijheid is bij uitstek een boek van deze tijd. Dat blijkt ten eerste uit Franzens manier van schrijven; metaforen zijn getechnologiseerd (‘Er ontrolde zich een soort PowerPoint-lijst voor haar geestesoog’) en hedendaagse producten als de iPod maken een natuurlijk deel uit van het verhaal. Maar het blijkt vooral uit het vertelperspectief: vrijheid is geen statisch concept, maar een menselijk verlangen dat onlosmakelijk is verbonden met politiek en emotie.
De reden waarom het kapitalisme in Europa kan worden beteugeld met wat wij socialisme noemen, is dat ze daar niet zo spastisch doen over persoonlijke vrijheden. (…) bij ons is de discussie over vrijheden en rechten puur emotioneel van aard, en dan vooral gebaseerd op ressentiment.
Franzen beschrijft de huidige generatie als één die continu op slippers loopt ‘alsof de hele wereld hun slaapkamer is’ en die overloopt van ‘argeloze verwachting, verzekerd van hun onvervreemdbare recht op… ja, op wat? Op emotie.’
De hype
Time Magazine plaatste Franzen op de cover met het onderschrift Great American Novelist, de Guardian noemde het The novel of the century. Alleen opinietijdschrift The Atlantic plaatste een uitgesproken negatieve recensie van Vrijheid die vooral scherp inhakte op de schrijfstijl van het boek. ‘There is no importance in things that ‘suck,’ no drama in someone’s being ‘into’ someone else.’ Dit is natuurlijk een kwestie van smaak, maar de recensent lijkt hier niet te erkennen dat het hoe dan ook geen kwaad kan wanneer literatuur met zijn tijd meegaat, de taal van zijn lezers spreekt en niet te zelfreflexief is. Dat wil niet zeggen dat het geen zelfbewust boek is. Franzen weet wat zijn lezer wil, en geeft dat ook: driehoeksverhoudingen, cultuurkritiek, oorlog, vrede en een happy end.
Oprah heeft Vrijheid al geselecteerd voor haar boekenclub – net als Franzens vorige werk De correcties, dat hij toen echter weigerde omdat hij bang was dat het stempel mannelijke lezers af zou schrikken. Blijkbaar heeft hij die angst losgelaten. Hij erkende in het nationale radioprogramma Fresh Air dat literaire kritiek zich onevenredig veel bezighoudt met werk van mannelijke schrijvers en begrijpt dat de kritiek van chicklitschrijfsters zich niet richt op hem persoonlijk, maar op het hele literaire instituut. Chicklitauteur Jennifer Weiner legt haar frustratie (die zij zelf gevat Franzenfreude, naar het Duitse begrip Schadenfreude noemt) als volgt uit:
It’s just interesting to sort of stack them up against a Lorrie Moore or against a Mona Simpson – who write books about families that are seen as excellent books about families, and then to look at a Jonathan Franzen who writes a book about a family but we are told this is a book about America.
De vrijheid
Maar Vrijheid gaat niet zozeer over een familie, als wel over een familie in deze tijd. In het interview met Fresh Air zegt Franzen: ‘As we’re talking, I’m realizing the extent to which the book is a lament for the loss of a distinction between children and grown-ups.’ Hij schrijft overtuigend over de veranderde relatie tussen ouders en kinderen, bijvoorbeeld wanneer Joey in opstand komt tegen zijn opgelegde bedtijd, en Patty zijn mondigheid bewondert als een teken van een kritische geest. Later in het boek erkent Patty dat haar dochter Jessica van hen beiden de echte volwassene is. Het spreekt voor Franzen dat hij dergelijke culturele veranderingen niet alleen opmerkt, maar ook in zijn boek verwerkt. De cultuurkritiek die hij op deze manier uit, is even scherp als lekker leesbaar. Bijvoorbeeld wanneer muzikant Richard tegen een interviewer over de commercialisering van cultuur tekeergaat:
Ik zie het als een voorrecht dat ik onderdeel heb mogen worden van de mainstream popmuziek, de kans heb gekregen om mijn eigen merk kauwgompjes op de markt te brengen, en heb mogen meehelpen bij het overtuigen van veertienjarigen dat het uiterlijk en bedieningsgemak van Apple-producten een bewijs is dat Apple een betere wereld wil voor ons allemaal. Want de wereld willen verbeteren, dat is cool, ja toch? En het kan niet anders of Apple wil harder zijn best doen voor een betere wereld dan wie dan ook, want iPods zien er véél gelikter uit dan andere mp3-spelers.
Dit maar al te relevante commentaar wordt direct gevolgd door een eveneens heel contemporaine zelfbewustheid: ‘Hij had een intense hekel aan de man die hij zojuist weer eens aangetoond had te zijn’. Deze preoccupatie met het eigen imago, het beeld dat anderen van ons hebben, en de manier waarop het inspeelt op wie we werkelijk zijn, wordt in Vrijheid beschreven op een manier die zowel confronterend als troostgevend is.
En dit is precies waarom het oordeel van The Atlantic (‘a 576-page monument for insignificance’) begrijpelijk maar ongegrond is: het boek bestaat immers niet alleen uit woorden als ‘neuken’ en ‘zeg maar’ en uit middelmatige personages met een zinloos leven. Dat zinloze leven is het uitgangspunt van waaruit Franzen schrijft over het dagelijks leven, het internet, de muziekindustrie, het kapitalisme, de milieubeweging, het huwelijk, opvoeding, technologie en communicatie, politiek en klasseverschillen, ethiek en intellectualiteit, oorlog en vrede, familie en liefde, vrijheid en keuze. Deze zaken zijn belangrijker dan het antwoord op de vraag of dit The Great American Novel is.