De avonturiers achterna
.
Het is niet de eerste keer dat Zwier over zijn noordelijke reizen verhaalt. Eerder publiceerde hij boeken over zijn reizen in IJsland, Groenland, Noorwegen en ook Canada. Deze keer begint Zwier zijn reis in Alaska. Vanuit Anchorage neemt hij het vliegtuig naar Nome, een buitenpost in het westen van Alaska. De lokroep van goud doet menig gelukzoeker in de hoop een fortuin te vergaren naar dit verlaten oord trekken. De realiteit, zo beschrijft Zwier en zo weten ook de oorspronkelijke inwoners, is anders. Het leven is er hard en moeilijk. Ontredderd, en murw geslagen door de schrijnende armoede en de uitzichtloosheid, grijpen veel Eskimo’s uit wanhoop naar de fles.
Into the wild
Het zijn niet alleen de goudzoekers die hun heil zoeken in de outback van Alaska. Als een magneet trekt de ongerepte wildernis mensen aan die verlangen naar een leven in harmonie met de natuur. Geïnspireerd door boeken als The Call of the Wild van Jack London verwacht men een idylle aan te treffen. De natuur is echter meedogenloos. Ook de student Chris McCandless, briljant vertolkt door Emile Hirsch in de film Into the Wild, ondervond dit en moest zijn poging om te overleven in de wildernis met de dood bekopen. Chris is niet de enige. Vele anderen, onder wie beroemde ontdekkingsreizigers als Bering, vonden de dood in het ongerepte en onherbergzame Alaska. Zwier kent de verhalen en brengt deze opnieuw tot leven door ze in zijn eigen verhaal te verweven.
Op de twee vrijwel onbewoonbare eilandjes die hij bezoekt, St. Paul en St. George, valt net als in Alaska nauwelijks iets te beleven. Op de Aleoten, een reeks vulkaanachtige eilandjes, overheerst dezelfde troosteloosheid. De koude, de wind en vooral de allesdoordringende mist heeft vrij spel. Alleen vissers en immigranten die het vieze werk in de visafslag opknappen, hebben hier hun thuis. De rest, op een enkele achterblijver na, is weggetrokken naar het vasteland waar het leven een stuk gerieflijker is. Na de Aleoten doet Zwier ook nog Newfoundland in Canada aan, en reist hij langs de kustlijn van Québec om daarna uiteindelijk te belanden in Labrador.
Oppervlakkige toerist
Zwier weet zijn eigen indrukken op een aantrekkelijke en vermakelijke wijze op te schrijven. Het resultaat is een onderhoudend maar voorspelbaar reisverhaal, vormgegeven als een dagboek, waarin de lezer amper de ruimte krijgt om op adem te komen. In nog geen tweehonderdvijftig bladzijden weet Zwier zijn reis samen te vatten. Onverminderd reist hij steeds weer verder en doet hij verslag.
Maar hoe onderhoudend ook, het verslag blijft helaas oppervlakkig. Zwier en zijn reisgenoten, onder wie de fotograaf Blom en afwisselend zijn zoon en dochter, blijven verstrikt in hun rol van toerist. Zo maken ze, op wat vluchtige ontmoetingen na, nauwelijks contact met de inwoners en komen we slechts beperkt te weten hoe het leven in deze uithoek van de wereld er nu werkelijk uitziet.