Boeken / Fictie

De goedmoedige leermeester

recensie: Anton Tsjechov (vert. Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel) - Verzamelde werken, deel 5

Honderdvijftig jaar geleden, op 29 januari 1860, werd Anton Tsjechov geboren. In zijn geboorteland was dit reden voor enkele festiviteiten, maar verder gaat het ‘Tsjechov-jaar’ voornamelijk in alle rust voorbij. Gelukkig verscheen in Nederland het laatste deel van de verzamelde verhalen in nieuwe vertaling.

Wat valt er over Tsjechov nog te zeggen? Bibliotheken staan vol met boeken over hem. Zijn werk is over de gehele wereld vertaald en becommentarieerd. Elke nieuwe vertaling van Tsjechovs verhalen kan rekenen op nieuwe literaire kritieken. Zijn befaamde toneelstukken worden nog altijd veelvuldig opgevoerd.

Fonkelende vertaling 
Tegen de Nederlandse liefhebber kan in elk geval gezegd worden dat de collectie aangevuld kan worden, nu het vijfde en laatste deel is verschenen van Tsjechovs Verzamelde verhalen in de Russische bibliotheek van Van Oorschot.

Slavisten kunnen onderling ongetwijfeld menig boompje opzetten over de kwaliteit ervan, voor de lezer die het Russisch zelf niet machtig is, doet de fonkelende en frisse vertaling van het trio Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel weldadig aan. Zeker in vergelijking met de vorige vertaling van Charles B. Timmer die niet alleen te breedsprakig is, maar inmiddels ook wat archaïsch aandoet.

Bewondering 
Dat gezegd hebbende, hoef je over Tsjechovs verhalen bepaald niet stil te vallen. Want over Tsjechov raak je nooit uitgepraat, zoals je in de vijf delen met verhalen nooit raakt uitgelezen. Zelfs beroemde verhalen als ‘De dame met het hondje’ weten je bij derde of vierde lezing te verrassen, een glimlach te ontlokken en vooral de bewondering voor Tsjechov te vergroten.

Dat is opmerkelijk. Bladerend en lezend door de vijf delen zie je Tsjechov niet alleen groeien als verhalenschrijver, het valt ook op hoe herkenbaar ‘Tsjechoviaans’ elk verhaal is. Tsjechov was weliswaar een arts die ook schreef en voor zijn tijd oorspronkelijk was, tegelijk betoonde hij zich met elk verhaal een klassieke vakman die volgens duidelijke regels schreef. 

Tsjechov in 1903

Tsjechov in 1903

Russische maatschappij 
De herkenbaarheid komt voor een groot deel voort uit het consistente mensbeeld dat Tsjechov in zijn werk uitdroeg. En het mag bekend zijn, de mens komt er bij Tsjechov niet al te best vanaf. Als Tsjechov een naturalist als Emile Zola was geweest, had uit zijn verhalen een onverdraaglijker stank gerezen dan uit de romans van deze Franse ‘Homerus van de beerput’. Gelukkig is Tsjechov een humorist.

Zijn fictionele observaties zijn vooral een afspiegeling van de Russische maatschappij, waaraan hij een hartgrondige hekel moet hebben gehad. De Russen die Tsjechov beschrijft zijn nietsnutten, ijdeltuiten, dronkenlappen, onnozele halzen, armoedzaaiers, naïeve idealisten, praatjesmakers, opscheppers, achterbakse bedriegers en wat al niet meer – en vaak nog van alles hiervan tegelijk.

Beschamend leven 
Zelden tot nooit hebben de personages op het eind van een verhaal een gedaantewisseling ondergaan. Hoe verkwikkelijk de gebeurtenissen ook zijn voor de leedvermaak hebbende lezer, in het beste geval staan de personages er op het eind nog even slecht voor als aan het begin. Tsjechov leek wel te schrijven met een motto ontleend aan Schopenhauer: het ergste moet nog komen.

Toch is Tsjechov geen schrijver die een belerend vingertje opstak, die zijn medemens nadrukkelijk een spiegel voorhield. Al zijn wat dit betreft de woorden van Maxim Gorky bekend en ook op zijn plaats. Hij omschreef het lezen van Tsjechov alsof je op een melancholisch stemmende herfstdag de stem van een wijs man hoort, die met milde verwijtende toon zegt: het is beschamend hoe jullie leven.

Goedmoedige lach 
De scherpste kantjes die de humor van Tsjechov krijgt, is milde spotzucht. Altijd behoudt hij een zekere mate van vertedering en medelijden. Hij snijdt met het mes van een chirurg, omdat hij met een dolk niet weet om te gaan. Alleen op het eind van een verhaal geeft hij vaak nog een duwtje na. Een echtgenoot die zo vastberaden de beslissing neemt om van zijn leugenachtige, kleinzielige vrouw te scheiden, blijft in de laatste regels niet alleen met haar zitten, ze maakt hem ook nog even wat extra geld afhandig.

De idealisten die hun dromen kapot zien gaan, de wijfelaars die met hun moedige besluit stuiten op een weerbarstige werkelijkheid, de simpele zielen die eindelijk, maar niet heus, iemand te slim af denken te zijn, al die triestige, die al te menselijke figuren: met Tsjechov zelf ga je ze goedmoedig toelachen, of je maakt je er gewoonweg vrolijk om.

Defaitisme 
Bij herlezing van de verhalen valt op hoe weinig het sombere mensbeeld eigenlijk bepalend is voor Tsjechovs werk, al vormt het er onmiskenbaar de basis voor. Misschien komt dat wel omdat de Russische maatschappij van toen veel te weinig bekend kan zijn, misschien ook wel omdat de gedachte dat een mens zijn eigen leven in grote mate zelf kan vormgeven te veel heeft postgevat. Pessimisme en defaitisme zijn sociaal onwenselijke termen.

In een aantal verhalen laat Tsjechov merken dat hij zich bewust was van de herkenbare karakteristieken van zijn werk, hij neemt dan zijn eigen schrijverij licht geamuseerd op de hak. Het beste voorbeeld, en tevens een van zijn meest briljante verhalen, is het ultrakorte ‘Na de voorstelling’ uit het vierde deel, waarin hij een voor hem typische karakterisering van een jong meisje in de overtreffende trap uitvoert: door haar tranen ziet ze regenboogjes, alsof ze door een prisma kijkt.

Moderne fabel 
In het vijfde deel is een dergelijke rol weggelegd voor ‘Witkop’, waarin de hoofdrollen vervuld worden door de wachter Ignat, een hongerige wolvin en een puppy. Het is een fabel, waarin de dieren de rollen nadrukkelijk niet hebben overgenomen van mensen, maar van de personages die bij duizenden het werk van Tsjechov bevolken. Ze zijn even dom, hun pogingen zijn even vruchteloos en geen zelfkennis kan ze op verstandige gedachten brengen.

De vermakelijke gedaanteverwisseling in ‘Witkop’ laat bij uitstek zien waarom Tsjechov de moderne lezer nog steeds aanspreekt. Hij schreef geen verhaal zonder moraal, maar wilde zijn lezer er niet mee om de oren slaan. Geen betere, en modernere, manier om dat duidelijk te maken dan jezelf af en toe glimlachend te relativeren.