Oud, maar nog zonder stok
Rond de Tweede Wereldoorlog waren er twee grote dirigenten die elkaar niet
konden uitstaan. Het conflict tussen Arturo Toscanini en Wilhelm
Furtwängler was er één tussen twee kwetsbare ego’s, maar ging ook over
fundamentele tegenstellingen. Toscanini, begonnen als operadirigent (voor
een Italiaan was iets anders eigenlijk ook niet mogelijk), probeerde de
partituur zo getrouw mogelijk weer te geven. Een vrij moderne opvatting,
zou je kunnen zeggen. Furtwängler was iemand uit de traditie van Hans von
Bülow en Hans Richter, een typische vertegenwoordiger van de ‘Duitse
school’. In tegenstelling tot Toscanini ging hij meer uit van de intenties
van de componist, het geluids’beeld’ dat die had willen creëren. Een
Toscanini-opname en een Furtwängler-opname kun je meteen horen. Elk
afzonderlijk instrument is bij de Italiaan vrij goed te onderscheiden,
terwijl het bij de Duitser vaak heel vaag, bijna organisch, klinkt. De
vraag is natuurlijk in hoeverre je de intentie van de componist kunt
lezen, maar Furtwängler geef ik graag het voordeel van de twijfel boven
die Italiaanse notendictator.
Ludwig van Beethoven • Symfonie Nr. 9. • Briem/Höngen/Anders/Watzke •
Berliner Philharmoniker o.l.v. Wilhelm Furtwängler (opname april 1942) • Classica d’Oro CDO1001 • €5,61
Hector Berlioz • Symphonie Fantastique • Maurice Ravel • Pianoconcert voor de linkerhand • Paul Wittgenstein, piano • Concertgebouw Orkest o.l.v. Bruno
Walter (opname 1937)
Om maar met deze Furtwängler-Beethoven-negen te beginnen: die is
adembenemend. De opname is een dikke zestig jaar oud en dat hoor je
ook, maar elke bedenking daarover verdwijnt als sneeuw voor de zon als je
naar deze zinderende, paranoïde interpretatie van Beethovens koorsymfonie
luistert. Nou was er wel iets om paranoïde over te zijn, aangezien de
opname plaatsvond in 1942 terwijl Berlijn links en rechts ten prooi viel
aan bombardementen. Geen noot, niet één, valt verkeerd, van het typisch
mystieke Furtwängleriaanse begin tot het ademloos uitbundige einde (de
laatste maten van de negende zijn waarschijnlijk nooit meer met dit tempo
gespeeld). Een groot contrast met Furtwänglers andere beroemde opname van
dit werk uit 1954, waarin hij de zaken veel weidser laat uitlopen en niet
dit koortsachtige tempo hanteert.
Verplichte kost
Maar juist die smeulende intensiteit maakt deze opname mijns inziens debetere van de twee. De solisten, vooral tenor Peter Anders, presteren
vlekkeloos en de coördinatie van orkest, solisten en koor is voorbeeldig.
De opname is voor de periode niet slecht (voor moderne begrippen
natuurlijk wel) maar mag geen beletsel zijn om deze CD aan te schaffen,
zeker niet tegen deze prijs. Als je geïnteresseerd bent in Beethoven is
het een verplichte aanschaf, als je al een negende hebt hoort-ie ernaast
te staan.
La main gauche
Bij de tweede schijf is het met name Ravels pianoconcert voor de
linkerhand (hier vooral bekend als openingsmuziek bij het programma van
Boudewijn Büch) dat interessant is vanwege de aanwezigheid van de
opdrachtgever, Paul Wittgenstein. Deze was in de Eerste Wereldoorlog zijn
rechterarm kwijtgeraakt maar niet zijn belangstelling voor een muzikale
carrière. Dat bracht hem ertoe een hele rits componisten opdracht te geven
speciaal voor zijn linkerhand pianoconcerten af te leveren, te beginnen
met Erik Wolfgang Korngolds fantastische concert en niet veel later gevolgd door
dit werk van Ravel.
Knip knip
Ook hier is het verschil tussen de moderne uitvoeringspraktijk en die vaneen kleine zeventig jaar geleden opvallend. Dirigent Bruno Walter neemt
het over het algemeen wat rustiger dan tegenwoordig gebruikelijk is, maar
dat kan ook zijn geweest om Wittgenstein, een competent maar geen groots
pianist, wat meer kans te geven op adem te komen in dit toch allesbehalve
gemakkelijke stuk. De uitvoering mag er zijn, tot de laatste maat. Of
liever: de laatste twee noten van de kopersectie. Ziet u, die staan er
namelijk niet op. De engineers die deze opname mochten oppoetsen hebben de
schaar ferm ter hand genomen en ons die koperklanken bezwaard. Allemaal
leuk en aardig, maar zo zijn we natuurlijk niet getrouwd. Ik dacht nog
even dat Ravel of Walter zelf creatief waren geweest, maar het schijnt
toch echt een technische uitglijer van Classica d’Oro te zijn.
Geslijp
Berlioz Symphonie Fantastique vindt onder Walter, een leerling en
langdurig assistent van Mahler, ook een warme ontvangst, maar deze
klinkt veel ‘conventioneler’ dan je zou verwachten, bij tijden zelfs een
beetje mat. Maar dat kan ook aan de kwaliteit van de opname liggen. De
opname van de Berlioz/Ravel schijf is een stuk beroerder dan de
Beethoven-CD: regelmatig hoor je het geslijp van de naald door de groef
van de 78-toeren-plaat en het geluid klinkt vooral wanneer het orkest er
es lekker tegenaan gaat, akelig dun. Dat alles zorgt ervoor dat er toch
wel wat bedenkingen te koesteren zijn bij deze CD. Hij is vooral
interessant als historisch document omdat Paul Wittgenstein erop
meespeelt, maar het gruwelijke geluid en het ongelukkige mes van de
engineers voorkomen dat ie verder veel luisterplezier biedt.
Ik word elke keer weer warm van binnen als een dergelijke collectie
wordt uitgebracht. Het in Nederland door Challenge ingevoerde label
Classica d’Oro brengt 85 schijven met historische opnamen op de markt.
Velen zijn al eerder uitgebracht, maar niet voor een prijs die je ook
toestaat eens iets op de bonnefooi te kopen. Doe dat dan ook maar.