Bollywood meets barok
In 2012 werd Indian Tempest door het Britse gezelschap Footsbarn opgevoerd in het Amsterdamse Carré. Hierin ging de Indiase verteltraditie samen met Shakespeares The Tempest. Het zette een toon die bijvoorbeeld in Romeo & Julia in Bollywoodstijl (Het Nationale Toneel Jong, 2024) werd doorgezet en opgerekt. En nu is er in diezelfde traditie A Fairy Queen van Henry Purcell (1692).
Deze masque (semi-opera) componeerde Henry Purcell in 1692 op een libretto van John Dryden, die zich weer baseerde op A Midsummer Night’s Dream van Shakespeare.
Frédérique Chauvet, artistiek en muzikaal leider van BarokOpera Amsterdam, kwam op het idee om samen met Indiase artiesten en makers op zoek te gaan naar een manier om Purcells The Fairy Queen in gesprek te laten gaan met Indiase muziek en dans; the queen uit de titel werd hier a queen.
Daarvoor voegde ze een personage toe: een Indiase jongen (performer en danser Avintika Tibrewal), pleegkind van feeënkoningin Titania (sopraan Wendeline van Houten in het groen gestoken, tot haar groene huishoudhandschoenen aan toe) en haar man koning Oberon (bariton Pieter Hendriks, dronken en wel). De jongen sluit vriendschap met de elf Puck (acrobate en danseres Renske Endel die terecht enkele open doekjes krijgt en zich in haar spreekrol van het Nederlands in plaats van Engels bedient).
Bollywood meets barok
De vraag is of het vergezocht is om Bollywoodelementen aan in dit geval Shakespeare/Dryden/Purcell toe te voegen? Nee, immers: Shakespeare werkt zelf ook met verschillende stijlen die juist in A Midsummer Night’s Dream tot sterkere tegenstellingen leiden dan in zijn meeste andere toneelstukken. En Purcell doet niet voor hem onder met de combinatie van poëzie, zang en dans. Voeg daar nog acrobatiek aan toe, en je bent bij deze sterke en bij vlagen geestige productie van BarokOpera Amsterdam.
Het verschil met de eerder genoemde Shakespeareproducties is, dat BarokOpera Amsterdam de gulden middenweg heeft gevonden tussen de relatief bescheiden toevoegingen van de Indian Tempest aan de ene kant en de grote overdaad van Romeo & Julia aan de andere kant, waarin Shakespeare dreigde te verzuipen. Wat hier gebeurt is namelijk een geslaagde integratie tussen de verschillende stijlen, barok en Bollywood.
Een paar voorbeelden
Een mooi voorbeeld, en een van de hoogtepunten, is de aria O, let me weep, forever weep waarin het spel op de barokviool (Elin Eriksson) en Indiase viool (Lenneke van Staalen) naadloos in elkaar overgaan.
Tot de vocale hoogtepunten behoren de op elkaar aansluitende aria’s over de nacht en de slaap, One charming night en Hush, no more, die ingetogen worden gezongen en gespeeld. De eerste wordt gezongen door countertenor Oscar Verhaar met begeleiding van onder meer blokfluit (Beto Caserio) en traverso (Frédérique Chauvet), en de tweede door de al genoemde Pieter Hendriks. Frédérique Chauvet dirigeert het geheel
Dit alles binnen de setting van een eenvoudig en stijlvol decor (Lars Huijgen), vindingrijke rekwisieten zoals een stapel kussens bij de aria over de slaap. Purcell leunt sterk op de Franse barokmuziek uit zijn tijd, de regie doet af en toe denken aan de Italiaanse commedia dell arte met zijn vogelmaskers van het Venetiaanse carnaval én de tijd van de pest.
Zo wordt er op alle terreinen een brug geslagen tussen – zoals de flyer stelt – ‘traditie, historie en moderniteit’. Een voorstelling die een belofte inhoudt voor de toekomst, want in diezelfde flyer lezen we dat dit het begin is ‘van een reeks producties waarin de oorspronkelijke fascinatie voor andere culturen naar het nu wordt vertaald’. Als dat op deze integere, verre van would–be-manier gebeurt, zien we er vol verwachting naar uit!