Boeken / Fictie

Reddeloos verloren

recensie: Annelies Verbeke - Vissen redden

De cover van Annelies Verbekes Vissen redden stelt de vraag: ‘Kun je de wereld redden als je jezelf niet kunt redden?’ Als de wereld al gered moet of kan worden, dan zeker niet door één persoon. Het absurde van deze vraag is ook het absurde, maar niet bepaald absurdistische, van de roman.

De wereld redden, dat wil hoofdpersoon Monique Champagne inderdaad. De schrijfster zweert in een opwelling de fictie af en stort zich vol overgave op het herstel van de mondiale visstand en daarmee, zo redeneert ze, op de redding van de wereld. Ook Monique Champagne zelf moet gered worden en ja, zolang dat niet gebeurt, zullen haar pogingen om de vis te redden zeker op een fiasco uitlopen.

Champagne moet gered worden, omdat ze in de loop van het verhaal krankzinnig wordt. De aanleiding voor haar gekte is een onverwerkte relatiebreuk. Nu is krankzinnigheid gelukkig geen standaardsymptoom bij liefdesverdriet. Dus is de vervolgvraag waarom de relatiebreuk bij Monique Champagne uitmondt in waanzin.

Naamspelletjes
In een goede roman zou het antwoord op die vraag leiden tot sympathie of begrip voor het personage. Maar in Vissen redden heeft Annelies Verbeke er nogal opzichtig alles aan gedaan sympathie voor of identificatie met haar hoofdpersoon onmogelijk te maken.

Dat doet Verbeke bijvoorbeeld door de naam Monique Champagne bijna altijd voluit te schrijven, ook als Champagne persoonlijk, emotioneel wordt. ‘Wat wil ik graag dat hij hier is, dacht Monique Champagne, wat hadden hij en ik dit goed kunnen delen.’ Hier wordt de lezer bewust op afstand van de hoofdpersoon gehouden.

Monique Champagne lust graag champagne, ‘maar niet omwille van haar achternaam’. Daarbij voegt de auteur nog: de wetenschapper Nootjes, die vraagt om een ‘speelse noot’, en Oskar Wanker, die een seksueel getinte roman schrijft. Verbeke gebruikt, kortom, namen die de personages belachelijk maken.

Stortvloed
Wat ook niet helpt, is dat (voormalig) schrijfster Champagne zich er van bewust is dat ze haar eigen leven tot een verhaal wil maken. Ze wil de gebeurtenissen een bedoeling meegeven in een deterministische en/of zinvolle keten. Maar haar leven is een verhaal. Personage Champagne wijst de lezer er nadrukkelijk op dat Vissen redden een constructie is, bedacht is. Als het spreekwoordelijke bordkarton was ze overtuigender geweest.

En, om nog maar iets te noemen, Verbekes overdadig gebruik van waterige metaforen. In Vissen redden gebeurt alles in golven en wordt Champagne voortdurend overspoeld door emoties. ‘[Ze] storten zich in elkaars armen als kolossale golven.’ Of dat niet erg genoeg is, wordt op het einde ook nog eens de vroegchristelijke Ichthus-symboliek erbij gehaald, alsof de overeenkomst tussen Jezus als redder van de mens en Monique als redder van de vis een betekenisvolle literaire vondst is.

Is dit alles opzet? Absurdistische opzet? Natuurlijk, dat kan niet anders. Annelies Verbeke weet echt wel wat ze doet. Je vermoedt al iets bij de eerste zinnen. Daarna frons je geregeld je wenkbrauwen. Dan verbaast het verhaal je steeds meer. Om tot slot de rationele gevolgtrekking te maken dat alles past binnen het grote plan van de schrijver. Maar als je zover bent, is de roman al niet meer te redden.