Een vlucht uit de tijd
.
Jünger is decennialang omstreden geweest vanwege zijn boeken en met name zijn denkbeelden die daarin een prominente plaats vonden. Vanaf zijn debuut, Oorlogsroes (1920), was de toon gezet: de jonge schrijver schreef zijn jarenlange frontervaring op in de vorm van een dagboek waarin een romantisch beeld ontstond van het ‘bloedige feest’. Jünger juichte, en velen met hem, de oorlog alleen maar toe. Oorlog, zo stelde hij, was een bron van zuiverheid, een nulpunt dat een castigerende werking had op de bestaande orde. Jünger deelde deze zienswijze met Adolf Hitler, die door de schrijver werd geprezen om zijn revolutionaire energie en redenaarstalent. De neonationalistische en antidemocratische opvattingen van Jünger (uiteengezet in het essay Der Arbeiter, Herrschaft und Gestalt ) kwamen na het einde van de Tweede Wereldoorlog dan ook in een donker daglicht te staan.
Uit de toon
Het omstreden karakter van Jünger is niet los te koppelen van zijn oeuvre waarin Luitenant Sturm een bijzondere plaats inneemt. In dat boek slaat de auteur een hele andere toon aan dan in Oorlogsroes. Hoofdpersoon Hans Sturm staat als jonge officier van het Duitse leger juist sceptisch tegenover het nut van de loopgravenoorlog: ‘De strijd speelde zich af op een gigantische schaal, waarachter het individuele noodlot verdween. (..) De veldslag was een brute confrontatie van massa’s, een bloedige worstelwedstrijd van productie en materiaal.’
Niet de oorlogsheld, zoals in Oorlogsroes, maar de enkeling die het slachtoffer is van de allesvernietigende oorlogsmachine staat centraal, zoals de Amsterdamse professor Frits Boterman opmerkt in het nawoord. Hoewel Luitenant Sturm oorspronkelijk in 1923 geschreven is, werd het pas veertig jaar later in boekvorm uitgebracht – het boek is nu eenmaal moeilijk te plaatsen in het oeuvre van Jünger.
‘Als komma’s waar je overheen leest’
Jünger staat bekend om zijn vertelvermogen, en dat etaleert hij ruimschoots in Luitenant Sturm door Hans Sturm in gevechtpauzes verhalen te laten schrijven die hij voordraagt aan zijn kompanen Hurgershoff en Döhring.
‘Je had jonge, immer vrolijke knullen die niemand kon passeren zonder te lachen. (..) Sommigen werden volledig over het hoofd gezien, ze waren als komma’s waar je overheen leest en werden pas opgemerkt wanneer een projectiel hun bestaan vermorzelde.’
‘De loopgraaf leek een overhoop gehaalde mierenhoop.’
‘Oorlog was als storm, hagel en bliksem, hij denderde het leven binnen zonder acht te slaan op waar hij liep.’
Twee werelden
De jonge luitenant Hans (het alter ego van Jünger) twijfelt net als zijn schepper aan wie hij wil zijn: een artistieke bohemien of een geharde frontsoldaat. Sturm krijgt niet de kans om te kiezen en sterft op het slagveld. Jünger daarentegen stapte na vier jaar, gedecoreerd en vol littekens, levend uit de Vlaamse modder. Het overleven van de Grote Oorlog drukte zijn verdere leven als een schuldenlast op zijn schouders. In een interview aan Der Spiegel in 1982 bekende Jünger dan ook dat hij liever met zijn kameraden gestorven was – maar hij stierf pas in 1998.
Wat blijft is een oeuvre waarin sommige mensen blijven zoeken naar een bewijs dat Jüngers werk heeft bijgedragen aan de opkomst van de nazipartij. Maar zoals Jünger in 1923 al zei: ‘Bij beschouwing hoort nu eenmaal afstand’. Dit maakt deze novelle tot een interessante tijdsopname, als een vlucht uit de tijd.