Boeken / Achtergrond
special: Interview met schrijversduo Roslund en Hellström

‘Ik geloof niet dat je dit al eens aan mij hebt verteld.’

.

‘Vandaag hebben we er vier. Interviews, bedoel ik,’ begint Roslund het interview voordat er ook maar één vraag is gesteld. ‘En dan vanavond nog een etentje met de ambassadeur. Leuk, hè?’ Het is een aanstekelijk soort enthousiasme waarmee hij als een perfecte gastheer een glas Spa Rood voor de interviewer neerzet. ‘Kijk, Börge, dat is nog eens een systeem: rood voor bubbels en blauw zonder bubbels!’

Börge Hellstrom lacht een aanstekelijke lach. De rustigste van de twee is een reusachtige verschijning, die geheel in het zwart gekleed gaat. Een fraai komisch duo, waarvan je je maar moeilijk kunt voorstellen dat hun samenwerking de spannendste thrillers van de laatste jaren heeft opgeleverd. Het meisje onder de straat is hun vierde, maar eigenlijk zitten ze met hun hoofd al bij de vijfde.

Roslund: ‘Vorige week kwam ons vijfde boek uit in Zweden. Het was meteen gekkenhuis, met rijen voor de boekwinkels en programma’s op tv die helemaal aan “De nieuwe Roslund & Hellström” gewijd waren. Dus als we even afdwalen, dan weet je hoe het komt.’

Gangenstelsels vol verhalen

In Het meisje onder de straat worden twee verhaallijnen ingenieus met elkaar verweven. Op een dag worden veertig kinderen in Stockholm gedropt. Ze dragen aftandse kleren en ze stinken. Wie zijn ze en waarom denken ze dat ze in Schotland zijn? Daarnaast is er het tragische verhaal van Jannike, een meisje dat haar ouderlijk huis jaren geleden is ontvlucht en nu onder Stockholm haar nieuwe thuis heeft gevonden. Letterlijk onder Stockholm.

Roslund legt uit: ‘Er zijn zes soorten gangenstelsels onder Stockholm. Die gangenstelsels hebben ieder een andere eigenaar – bijvoorbeeld het elektriciteitsbedrijf – maar staan wel allemaal met elkaar in verbinding. Daar, in dat reusachtige labyrint wonen miljoenen ratten, maar ook honderden mensen. Kinderen zelfs.’

Volgens Hellström is dit probleem niet typisch Zweeds. ‘Iedere grote stad heeft zulke ondergrondse werelden. Overal wonen mensen, ook kinderen van dertien, veertien jaar. Je kunt het je soms niet voorstellen als je die mensonwaardige omstandigheden ziet.’ Hellström werkte zelf jarenlang met criminele jongeren, zo kwam hij in aanraking met de ondergrondse ellende van zijn stad.

‘Ik heb zelf in de gevangenis gezeten, lang geleden. Mensen mishandeld en beroofd. Allemaal het gevolg van de drugs. Toen ik uit de gevangenis kwam en helemaal clean was, probeerde ik mensen zoals ik weer te resocialiseren. De meesten verdienen een tweede kans.’ Roslund vult aan: ‘Mensen kunnen veranderen. Bijna niemand is alleen maar slecht. Het zijn vaak de omstandigheden die van iemand een misdadiger maken. Een moord plegen duurt één seconde. Zieke mensen moeten behandeld worden, of opgesloten als behandeling geen zin meer heeft, maar er zijn niet zoveel zieke mensen. De rest moet het nog eens mogen proberen. Dat vinden we allebei, dat is misschien het enige waar we het altijd over eens zijn, haha.’

Mededogen

Is dat dan ook de reden dat de boeken van het duo vaak vol mededogen over de dader vertellen? Roslund: ‘Tja, waarschijnlijk wel. Vaderwraak, ons eerste boek, ging over een vader die de moordenaar van zijn dochtertje vermoordt en daarmee een nieuwe kindermoord voorkomt. Die man is een misdadiger, maar ook een held. Over die vertwijfeling schrijven we graag.’

De Zweden komen op stoom. Ze spreken vol vuur over de wijze waarop zij de wereld willen veranderen en over de impact die hun laatste boek had in Zweden. Voor minder doen ze het niet. Maar hadden ze zich dan niet beter bij hun leest kunnen houden? Want hoe kun je nu meer invloed uitoefenen dan als sociaal werker of als hoofd van het Zweedse tv-journaal, de functie die Anders Roslund jarenlang uitoefende. Tot de ellende hem plotseling te veel werd.

‘Het was in 1994 dat ik besliste om iets anders te gaan doen. Ik deed verslag van de ramp met de veerboot Estonia. Honderden mensen kwamen om. En ik stond ernaast terwijl de lijken werden opgestapeld. Wat voelde ik me nutteloos! Pas toen ik een paar jaar later Börge ontmoette, begreep ik wat ik dan wél wilde. Börge en ik zitten vol verhalen en die verhalen moeten verteld worden.’

Eerst therapie, dan pas schrijven

Het zijn geen vrolijke verhalen die de heren te vertellen hebben. Kinderverkrachtingen, mensensmokkel, gevangenismoorden; het is schering en inslag in het wrede universum van Roslund en Hellström. Toch lijken ze geen last te hebben van de weltschmerz die op de loer ligt als je research bestaat uit het interviewen van drugsverslaafde meisjes die noodgedwongen in het riool leven.

Börge Hellström knikt. ‘Zoals we nu zijn, zo waren we niet altijd. Tijdens het schrijven van Vaderwraak begonnen we iedere ochtend met praten, praten en nog eens praten. Een soort therapie eigenlijk, voor het eerst spraken we over onze diepste gevoelens. Sommige dagen duurde het tot laat in de middag voor we een letter op papier zetten. Maar we leerden veel, over elkaar maar vooral over onszelf.

Roslund neemt het over. ‘Je moet weten: ik ben óf heel vrolijk óf heel verdrietig. Niet erg stabiel zogezegd. Börge is dat wel, hij zorgt ervoor dat ik niet te zeer in uitersten verval. Toch Börge?’ Hellström glimlacht. ‘Inmiddels kan ik dat inderdaad. Maar bij mijn vorige baan, als groepstherapeut, is er een periode geweest dat ik het allemaal niet meer aankon. De ellende van de kinderen uit mijn groep, de uitzichtloosheid, het liegen en het bedriegen. Ik nam het mee naar huis, kon er niet van slapen. Dat heeft een paar jaar geduurd; ik was compleet burned down. Toen heb ik mezelf aangeleerd om de vreselijke dingen die ik zie en hoor niet meer naar huis te nemen.’

Roslund: ‘Ik geloof niet dat je dit ooit eerder aan mij hebt verteld, Börge. Ik hoor dit voor het eerst.’ Hellström: ‘Kan best. Ach, dat is voorbij. Nu ben ik een thrillerschrijver.’ Roslund: ‘Echt waar?’

Winst

Hellström: ‘Het is de beste baan ter wereld, ondanks dat we in het begin vaak ruzie hadden. Maar altijd over het werk, dat scheelt. Wij kunnen met z’n tweeën meer bereiken dan een politieke partij of een groep activisten of de makers van een tv-programma. Het heeft zin wat we doen; de politiek is in actie gekomen nadat dit boek verscheen. Dát is de winst, niet het geld dat we er mee verdienen.’

‘Welk geld?’ zegt Roslund. ‘We doneren 10% van alles wat we verdienen aan een aantal goede doelen. De overige 90% moet ook nog door tweeën. Je houdt niks over.’ Gelach. De verantwoordelijke mevrouw van de uitgeverij klopt op de deur. De tijd is om, afronden graag. ‘Nu al? Ben ik teveel aan het woord geweest? Heb je al je vragen wel kunnen stellen?’ vraagt Roslund bezorgd. ‘Was ik te veel aan het woord, Börge?’ ‘Neuh’ antwoordt zijn collega. ‘We hebben het trouwens helemaal niet zo veel over ons nieuwe boek gehad. Goed hè?’