Nog even deze cyclus dan
In de Grote Zaal van De Balie zit een mevrouw met een ontzagwekkende bos blonde krullen, die doet denken aan het kapsel van Oboema. Als een van de optredende schrijvers en dichters iets grappigs zegt, gaat de bos met schokjes op en neer. Af en toe klinkt er instemmend gemompel. Ieder optreden beloont ze met een langdurig applaus. De mevrouw met de krullen is enthousiast en ze is niet de enige; vrijwel alle bezoekers van de Hans Verhagen-avond klappen om het hardst, lachen op de momenten dat ze moeten lachen en hebben het zichtbaar naar hun zin.
De avond wordt ingeleid door Richard Dekker. Hij is redacteur van literair tijdschrift Passionate Magazine, dat deze avond heeft georganiseerd. Passionate heeft een special rond leven en werk van dichter Hans Verhagen in elkaar gestoken, die vanavond ten doop wordt gehouden. Dekker legt aan het honderdkoppige publiek uit waarom literaire tijdschriften meer subsidie moeten krijgen in crisistijd. ‘Meer geld naar literaire tijdschriften betekent meer geld voor schrijvers. Die potten niet op!’ De mevrouw met de krullen knikt instemmend. ‘Die geven het uit!’ Weer geknik. ‘Die brengen hun geld naar de horeca.’ Nu moet de mevrouw hardop lachen. Ze is óf de ex-vrouw van een schrijvende alcoholist óf een kroegbazin. Of beide.
Anekdotes uit de sixties
Het zeventigjarige middelpunt van deze avond komt op. Hij draagt een oranjerode trui met geeltinten, een lsd-trip met mouwen. Verhagen leest nieuw werk uit de special en oud werk uit een bundeltje dat hij uit een verschoten plastic zak vist. Hij is in vorm, leest veel en goed. De pointes van zijn gedichten komen aan; er wordt veel gelachen. Ook de krullen voor me hebben het naar hun zin. Na een kwartiertje vindt Verhagen het echter welletjes. ‘Ik lees nog even deze cyclus en dan hebben we het wel weer gehad, geloof ik.’
John Schoorl, journalist bij de Volkskrant en dichter, betreedt het podium. Schoorl heeft een episch gedicht geschreven ter ere van deze avond. Het gaat over de onbekende carrière van Hans Verhagen als muziekproducer. Schoorl oogst met dat ene gedicht, waarvan de voordracht maar liefst tien minuten in beslag neemt, zowel verbaasde blikken als bewondering. Zijn presentatie is indrukwekkend, al is de inhoud voor niet-kenners misschien onbegrijpelijk. De blonde krullen blijven gedurende Schoorls optreden onbeweeglijk.
Dat verandert wanneer de rijzige gestalte van Wim de Bie achter het katheder verschijnt. De Bie is net als Verhagen geboren in 1939. Ze hebben nog samen in het verzet gezeten. Het op vierjarige leeftijd smokkelen van geallieerde piloten schept een band voor het leven. Hans Verhagen, zegt De Bie, is iedereen altijd vóór. Zoals die keer toen hij na een avondje vol geestverruimende consumpties opsteeg en een rondje vloog. Dat was in de sixties, zoals alle sprekers wel een smakelijke anekdote over Hans Verhagen uit de sixties paraat hebben. De anekdote van De Bie is zonder meer de sterkste van de avond. Net als zijn hele optreden trouwens. De mevrouw met de krullen roept voor het eerst deze avond: ‘Bis!’
Ondertussen is het programma in de kleinere Salon begonnen. Ook daar wordt Hans Verhagen in het zonnetje gezet. Hoewel, de PC Hooftprijs-winnaar zelf zit in de grote zaal. Onder anderen Bernard Wesseling en Astrid Lampe moeten hun eer dus aan een lege troon bewijzen. Het meeste publiek blijft overigens geduldig zitten en maakt geen gebruik van het aanbod om tussen de ene zaal en de andere heen en weer te sjouwen. Gelukkig maar, want de paar stoelverlaters die er wel tussenuit knijpen struikelen zich met veel lawaai een weg naar de deur.
Verhagen voor gevorderden
In de grote zaal krijgen de zittenblijvers een uitgebreid exposé van Peter Bulthuis. Deze houdt een zeer ingewikkeld verhaal, over de thematiek van de dichter en mythologische invloeden. Ook de moderne geschiedenis van de Nederlandse literatuur wordt in enkele bijzinnen ontleed. Het geheel klinkt als een luisterboek van een masterscriptie. Machtig interessant, maar wijdlopig. De opmerking van de spreker dat hij ‘hier graag veel uitgebreider op in zou willen gaan, maar dat de tijd beperkt is’, doet vermoeden dat we zojuist aan een college van een uur of drie ontsnapt zijn. De bos krullen zakt langzaam opzij. Ze zal toch niet…? Nee. Als Peter Bulthuis het toneel verlaat, roept ze: ‘Bis.’ Iets zachter dan net, maar toch.
Het is de beurt aan Remco Campert. De bijna-tachtiger schuifelt naar de microfoon en draagt een gedicht uit 1961 voor. 1961, 48 jaar geleden. Om me heen wordt geknikt. Jaja, 1961, was dat niet dat jaar met die hete zomer? De jongeren in de zaal rekenen uit hoe oud hun ouders toen waren. Kleuters nog, in sommige gevallen. Maar als Campert begint te spreken, met dat bekende, slepende stemgeluid dat zich zo leent voor zijn poëzie, luistert de zaal vol aandacht. Met een prachtige hommage bewijst hij dat zijn dichtaderen nog lang niet dichtgeslibd zijn.
Het is inmiddels tien uur en het programma vertelt dat Oscar Kocken Verhagen in de Salon zal ondervragen. Maar daar heeft de auteur even geen zin in. ‘Ik ga een sigaretje roken’ mompelt hij en wandelt naar buiten waar hij een vuurtje vraagt aan Remco Campert en de brand jaagt in een Gauloise. De organisatie last een kwartier pauze in.
Vijf Gauloises later wordt Verhagen dan toch ondervraagd. Hij is blij dat er een special over hem is gemaakt, maar de redenen om dat te doen vindt-ie maar zozo. ‘Ach, als mensen de hele tijd aan me vragen of ik niet ontzettend blij ben dat ik de PC Hooftprijs heb gewonnen, lijkt het net alsof ik hem eigenlijk niet hoor te krijgen. En aan verjaardagen vieren doe ik niet, dat is maar infantiel gedoe.’ Het is maar goed dat de redactie van Passionate Magazine gek is op infantiel gedoe.