Over het ontstaan van het darwinisme
Het kan niemand ontgaan zijn: 2009 is Darwinjaar. Tweehonderd jaar geleden werd Charles Darwin geboren en 150 jaar geleden verscheen On the origin of species. Iedereen weet wel iets te zeggen over evolutie. Maar als je meer wilt weten, waar moet je dan wezen? Er verschijnen zo veel boeken dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Het ligt voor de hand om te beginnen met On the origin of species zelf. Wie eerst een toegankelijke, korte introductie verlangt, kan echter ook ‘Over het ontstaan van soorten’ van Darwin ter hand nemen, door Janet Browne.
De discussie over de evolutietheorie, of liever, het welles–nietesspelletje tussen creationisten en atheïsten, is nog lang niet geluwd, zoveel maakt het Darwinjaar wel duidelijk. Het klinkt als een ouderwets dispuut, maar dat is het niet. Toen On the origin of species verscheen, heerste wel het geloof dat God de wereld heeft geschapen, maar werd het scheppingsverhaal toch vooral metaforisch gelezen. De letterlijke lezing van Genesis is pas na de Tweede Wereldoorlog weer in zwang gekomen.
Vooruitgangsgeloof
Browne begint met een schets van de tijd waarin Darwin opgroeide. In de eerste helft van de negentiende eeuw groeide natuuronderzoek in Groot-Brittannië uit tot een nationale hobby. Godsdienst beheerste een groot deel van het dagelijkse leven, maar belangrijker was het vooruitgangsgeloof dat de Industriële Revolutie meebracht. Ideeën over ontwikkeling van soorten en aanpassing aan de omgeving bestonden al. In zijn studietijd ontmoette Darwin geleerden die het pad voor zijn evolutietheorie al hadden geëffend.
In de wetenschapsgeschiedenis is dat niet ongewoon: belangrijke ontdekkingen hangen in de lucht. Het is voor een groot deel afhankelijk van het toeval wie ze op zijn naam weet te schrijven. En van afkomst. Darwin bevond zich in een bevoorrechte positie: er was geld om hem te laten studeren en hij kende de juiste mensen, waardoor hij zijn reis op de Beagle kon maken. Hij twijfelde lang of hij zijn boek over evolutie wel moest publiceren. Bijna was een ander hem voor: Wallace, die tot dezelfde conclusies was gekomen over het ontstaan van soorten. Deze Wallace had niet de reputatie en middelen om de evolutietheorie op zijn naam te schrijven. Enkele jaren na het verschijnen van On the origin of species sprak men al van ‘darwinisme’.
Dat doet niets af aan Darwins prestatie. Browne laat mooi zien hoe Darwin verder durfde te denken dan alle onderzoekers om hem heen. Hij werkte jarenlang onafgebroken, verzamelde specimen van over de hele wereld en onderhield talloze contacten. Hij was een kind van zijn tijd, maar hielp zelf ook die tijd vorm te geven. Meteen na het verschijnen van On the origin of species schreven voor- en tegenstanders er boeken en artikelen over. Belangrijkste punt van geschil was niet de schepping, maar de vraag of de mens van de aap afstamt. Darwin stierf als een beroemdheid en kreeg een staatsbegrafenis – in de kerk.
Blijmoedig
Het deel over Darwins nalatenschap is rommelig. Browne lijkt alles te willen behandelen, van marxisme tot eugenetica en de kwalijke gevolgen van een verkeerd geïnterpreteerd darwinisme, zoals de nazi’s het bezigden. Haar boekje hult zich in een mantel van wetenschappelijkheid, die het niet kan waarmaken. Daarbij doet Brownes stijl soms nogal frivool aan: ‘De rest van de zomer vloog voorbij.’ En: ‘Hij bleef de volle vijf jaar blijmoedig.’
Het was beter geweest als de ondertitel prominent op het omslag had gestaan: Een biografie. Een biografie van On the origin of species welteverstaan. Net als in een levensbeschrijving geeft de auteur een tijdsbeeld, vertelt ze wie de voorouders waren, wie de nakomelingen, en duidt ze bedoeling en betekenis, twee zaken die lang niet altijd hoeven te overlappen. Met dit in het achterhoofd, voldoet het boek prima als inleiding in de materie.
Seculiere religie
Wanneer Browne in de huidige tijd aanbelandt, met de felle strijd tussen creationisten en radicale darwinisten als Richard Dawkins – die zelfs tot in de rechtbank wordt uitgevochten – krijgt ze meer grip op de stof. De evolutietheorie staat nu als een nieuwe ‘seculiere religie’ tegenover het oude geloof. De storm is weer gaan woeden, tot op orkaansterkte:
Nieuwe creationisten wijten de hedendaagse decadentie en het verlies van traditionele familiewaarden misschien aan de opkomst van seculiere denkbeelden. Een aanval op de evolutieleer is dus een aanval op zowel een symbool als de vermeende oorzaak van het verval.
Daar staat tegenover dat Dawkins c.s. van evolutie een alomvattende theorie heeft gemaakt: de wetenschap lijkt voor elke menselijke eigenschap een gen in voorraad te hebben. Dat helpt een genuanceerd debat over evolutie en haar reikwijdte niet echt op gang. Het zou schelen als iedereen die zijn zegje met betrekking tot het conflict tussen geloof en evolutie klaar heeft, zou weten waar hij het over heeft, al is het maar via een boekje als Brownes ‘Over het ontstaan van soorten’ van Darwin. Waarschijnlijk verandert het welles–nietesspelletje dan al gauw in een eensluidend, maar minder overschreeuwd ‘welles’.