Boeken / Fictie

Kosmonaut in eigen hersenen

recensie: Anthony Mertens - Zwaluwziek

‘Op de nacht van 14 juli in de zomer van 2004 verdronk ik in bed’. Met deze beginzin van Zwaluwziek valt Anthony Mertens met de deur in zijn herseninfarct. Vóór 13 juli was Mertens criticus, essayist, redacteur bij een grote uitgeverij en voormalig universitair docent aan de Universiteit van Amsterdam. Wie hij na die 14de juli was, of zou worden, beschrijft hij in het boek. Op een indringende maar ook humorvolle manier geeft hij een beeld van de lichamelijke, maar vooral psychische gevolgen van zijn herseninfarct.

Direct na het herseninfarct is Mertens verlamd; hij kan niet praten en is incontinent. De ontluistering wordt in het boek genadeloos eerlijk beschreven: het gestuntel met aankleden, het geknoei met eten en met ontlasting. ‘De doctorsbul was ver weg toen mijn laatste stukje ontlasting niet van mijn bil wilde’. De hoogleraar in de letterkunde moet vervolgens opnieuw leren praten en lopen – gadegeslagen door zijn zoon – en bij wijze van therapie blokjes in een doos doen alsof hij een kind van twee is. ‘Pikdaad’, is een van zijn eerste woorden, als een vriend in zijn armen knijpt. Het hele woord ‘prikkeldraad’ is dan nog geblokkeerd.

Karikatuur door Siegdfried Woldhek

Karikatuur door Siegdfried Woldhek

Na zijn verblijf in respectievelijk ziekenhuis, rusthuis en revalidatiecentrum gaat de lichamelijke ontwikkeling, na stevig aanpoten in een duizelingwekkend aantal therapieën, langzaam vooruit. Dat wil niet zeggen dat hij weer de oude is: het beminnelijke, welbespraakte gezelschapsmens is veranderd in een boze, vloekende, racistische ‘vieze oude man’. Hij noemt vrouwen ‘teringwijven’, ‘bitches’ en ‘hoeren’, hun achterwerken ‘paardenkonten’ en verwenst een Ghanese vrouw terug naar haar land. Niet zo handig voor iemand die midden in de Bijlmer woont.

Braakneigingen van het geheugen
Een opmerkelijk gevolg van zijn ziekte is dat hij wordt overvallen door een vloed van herinneringen, vooral uit zijn kindertijd. Deze ‘braakneigingen van mijn geheugen’ leggen een totaal verborgen gebied in hemzelf bloot: de herinnering aan zijn overleden babyzusje en een aantal verwarrende en schaamtevolle situaties uit zijn jeugd. Hij herinnert zich een schrijfwedstrijd die hij verkondigde gewonnen te hebben zonder een stuk in te zenden,

en een nonnentante die de jonge puber Anthony in het klooster baadde en onder haar toeziend oog een zaadlozing bij hem veroorzaakte. Mertens is niet bang om zich letterlijk bloot te geven.

In het boek gebruikt hij een mooi beeld voor de manier waarop de herinneringen door het heden heen schemeren: de wascokrijttekeningen die hij als kind maakte. Door de wasco weg te krabben kwamen onverwachte kleuren, die onder de wascolaag zaten, tevoorschijn. Hetzelfde geldt voor de herinneringen en emoties die onder een deklaagje verborgen zitten. Mertens geeft deze gevoelens weer zoals ze komen: zonder aankondiging zit de lezer ineens midden in een herinnering en daarmee in het hoofd van de auteur. In een radio-interview vertelde Mertens onlangs dat hij zich destijds een kosmonaut in eigen hersenen voelde, en die reis door zijn brein brengt hij overtuigend over op de lezer.

Beeldend
Dit boek stijgt uit boven de ‘zie-wat-ik-heb-meegemaakt’-boeken, met name door de beeldende stijl. De vorm versmelt regelmatig met de inhoud van het vertelde, waardoor Mertens zijn gewaarwordingen haarscherp overbrengt. Hij gebruikt onverwachte, gewaagde beelden,

vaak zonder in vergelijkingen expliciet aan te geven wat er met wát vergeleken wordt.

Een voorbeeld daarvan is de beschrijving van de ziekenzaal, helemaal in het begin van het boek: ‘Ik sliep in de barak waar ze mij voor straf hadden neergelegd (…) Een zakje met zaagsel werd aan mijn infuus gehangen, mijn foerage voor die dag.’ Het is opvallend hoe zijn haast surrealistische manier van vertellen juist heel realistisch weergeeft wat hij doormaakt:

Midden in de nacht werd ik wakker. Op de ziekenzalen viel violet licht. Er was enig gerucht in de hoek van de zaal hiernaast, enkele schimmen maakten ruzie, gefluister van stemmen. Waren het drugdealers die hier midden in de nacht drugs kwamen stelen? De ruzie liep uit de hand, ze sloegen elkaar.

Tocht door het labyrint
In het verleden werkte Anthony Mertens als docent Moderne Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij was zeer geliefd vanwege zijn grote bevlogenheid. Zijn laatste collegereeks ging over motieven uit de labyrintmythe in moderne literatuur. Met de hem typerende bezieling vertelde hij dat het dwalen door het labyrint in de literatuur een beeld was voor een zekere beproeving, een crisis die een mens kan doormaken die het begin is van een metamorfose en een nieuw leven. Door zijn herseninfarct, en de chaos die deze in zijn hoofd, lichaam en zijn leven veroorzaakte, kreeg Mertens zijn hoogstpersoonlijke tocht door het grijze labyrint van zijn eigen hersenpan te verwerken. Een metamorfose waar hij als schrijver uit tevoorschijn is gekomen.