Boeken
special: COBRA 1948-1951 - Willemijn Stokvis

Maskertjes van ongehoorzaamheid

COBRA – The History of a European Avant-Garde Movement ligt afgeprijsd in de Ramsj-bakken van je favoriete boekwinkel. Voor maar twee tientjes haal je deze 416 pagina’s tellende tuintegel van een kunstboek in huis. Maar wat is de Cobra beweging eigenlijk? En heeft de groep nog relevantie in deze tijd? Redacteur Inge Cohen herlas het boek en kwam tot deze conclusie.

Cobra was een opstand van beeldend kunstenaars en dichters tegen het duffe formalisme dat volgens hen heerste in de kunst. De Cobra-leden waren idealisten en maatschappijhervormers, vertrouwend op de spontane creatieve impulsen in ieder mens. Zij keerden zich tegen oorlog, kapitalisme en kleinburgerlijkheid. Ze vierden feest met hun uitbundige kleurgebruik, hun primitieve masker- en dierenmotieven en hun gezamenlijke projecten. Cobra-leden bestreden kunst als investering en ageerden tegen snobistisch vertoon van macht, voorbehouden aan welke heersende klasse dan ook.

Het begon in Denemarken

De Deense schilders Asger Jorn, Egill Jacobsen en Ejler Bille staan aan de wieg van de Cobra-beweging. Zij experimenteerden al voor de Tweede Wereldoorlog met spontane expressie, kleur en vorm. De kunstenaars werden in Parijs geïnspireerd door schilders als Picasso en Kandinski. Egill Jacobsens ‘Orange Object’ uit 1940 laat al veel karakeristieke kenmerken zien van wat acht jaar later de Cobra-beweging zou worden.

Asger Jorn zou aanjager van de groep worden. Onder de Duitse bezetting gaf hij het kunsttijdschrift Helhesten uit. De titel Helhesten, die verwijst naar een driepotige aankondiger van de dood uit de Noorse mythologie, zinspeelt met dit ‘paard van godin Hel’ op de Duitse bezetting. Daarnaast staat het driepotige, mank lopende paard, dat moeite heeft zich van levensonderhoud te voorzien, symbool voor de toestand van de pre-Cobra kunstenaars tijdens de oorlog. Ook geeft het gebruik van het paard uit de Noorse mythologie versterking aan de eigen volksaard van symbolisme. De Denen keerden bij zichzelf naar binnen en gaven op een directe manier uiting aan wat ze daar tegen kwamen. Jorn, wiens werk in het Cobra-museum in Amstelveen hangt maar vooral in het Asger Jorn Museum in het Deense Silkeborg, schilderde archaïsche, soms monsterachtige wezens, grijnzende of gapende maskers en fabeldieren met roofzuchtige klauwen. Vaak met dikke zwarte lijnen geaccentueerd. Afwisselend verwezen deze beelden naar oorlog en destructie en, als tegenkracht, naar het vrije spel van kinderen en naar de vrede en vitaliteit van de naoorlogse Deense samenleving.

Maar in Nederland en België gebeurde er ook wat

De Nederlandse beeldende kunsten en literatuur stonden tijdens de Tweede Wereldoorlog vrijwel stil. Wie geen lid werd van de ‘Kulturkammer’, de door de nazi-bezetters gecontroleerde kunstenaarsbond, kon het vergeten. Je kwam dan niet aan het benodigde materiaal, laat staan aan een expositie om je werk tentoon te stellen. Vlak na de oorlog bleek er een gat tussen vooroorlogse kunst en de moderne tijd, waarin een nieuwe groep kunstenaars inspiratie zocht. Bij gebrek aan binding en sturing vanuit de kunstwereld in het eigen land, ontstond er een grote vrijheid. Men sloeg aan het experimenteren. Eind 1948 ontstond de Experimentele Groep in Holland, met als oprichters Constant Nieuwenhuys, Karel Appel en Corneille. Het tijdschrift dat ze uitbrachten, Reflex genaamd, nam naast hun eigen werk ook werk van de Deense Asger Jorn op. Ondertussen was er in België ook beweging genoeg. Dichter Christian Dotremont richtte Le Surréalisme Révolutionnaire op: een experimentele kunstgroep met een Franse tak.

Oprichting Cobra

Eind 1948 werd er een conferentie in Parijs gehouden. Naast bovengenoemde groepen was ook de Tsjechische groep Czech Ra aanwezig om de avant-gardistische situatie in de landen te bespreken en eventuele samenwerkingen aan te gaan. Tijdens die conferentie brak Christian Dotremont voorgoed de Franse tak van zijn Surrealisme Révolutionnaire af. Ook met Tsjechië wilde het niet erg boteren. In de avond kwamen de heren uit Kopenhagen, Brussel en Amsterdam bij elkaar in het café. Cobra werd dan toch eindelijk geboren. CO staat voor Copenhagen, BR voor Brussel en A voor Amsterdam.

Rel rond het Stedelijk Museum Amsterdam

In Amsterdam organiseerde Willem Sandberg in november 1949 de eerste expositie van de Cobraleden. De dichters Schierbeek, Kouwenaar, Elburg en Lucebert sloten zich bij de beeldend kunstenaars aan. Gezamenlijk presenteerden zij de catalogus, met een provocerende omslag: uit een wijd geopende mond stak een flinke tong.

De recensenten en het publiek waren razend. ‘Geklad, geklets, geklodder’ en ‘Waanzin tot kunst verhevenstond er in de keurige kranten. Bijna vijfenzeventig jaar later is het moeilijk voor te stellen hoe agressief de sfeer rond de groep was. ‘Geef een aap een kwast en je zal geen verschil zien’, was een veelgehoorde kreet van de gewone burgers. Ondertussen gingen de internationale contacten en de onderlinge samenwerking tussen de groepsleden door. Ook in Frankrijk sloten er uiteindelijk kunstenaars aan.

Willemijn Stokvis heeft in dit boek de kunsthistorische en ideologische lijnen van deze letterlijk kleurrijke groep kunstenaars volledig nagetrokken en in perspectief geplaatst. Deze uitgave in groot formaat met heel goede reproducties vol kleurrijke creatieve impulsen is een aanrader voor iedereen die nu een tegenwicht zoekt voor de machteloze woede en droefenis bij alle nationale en internationale crises.