Kunst / Expo binnenland

Tijdloos: de portretten van Antoon van Dyck (1599-1641)

recensie: Van Dyck

.

Nog tot 25 januari 2009 zijn er binnen de muren van deze negentiende-eeuwse kunsttempel een veertigtal tijdloze portretten van sir Antoon Van Dyck te bewonderen. 

Het hôtel Jacquemart-André werd aan het eind van de negentiende eeuw op initiatief van Edouard André en zijn echtgenote Nélie Jacquemart gebouwd. Zij hadden voor ogen er een fantastische kunstcollectie in op te bouwen. Dat het stel een goede kennis van kunst bezat blijkt wel uit de collectie, het is er één van topniveau. Mevrouw Jacquemart was een enorme liefhebber van de Italiaanse Renaissance en de collectie bevat dan ook enkele belangrijke Italianen; Della Robbia, Bellini, Ucello, Mantegna. Naast de Italianen zijn de Franse zeventiende-eeuwers zoals Boucher, Vigée-Lebrun, Fragonard en Chardin en de Nederlandse zeventiende-eeuwers als Frans Hals, Judith Leysters, Ruysdael en Rembrandt, evenwichtig in het Jacquemart-André vertegenwoordigd. 

Van Dyck

Familieportret, c.a. 1620, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

Familieportret, c.a. 1620, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

De tentoonstelling Van Dyck, die van 8 oktober 2008 tot 25 januari 2009 in het Jacquemart-André te bezichtigen is, toont voor het eerst een retrospectief van Antoon van Dyck aan het Franse publiek. Voor die gelegenheid heeft de organisatie er voor gekozen slechts portretten te laten zien. Een goede keus omdat Antoon van Dyck in de zeventiende en achttiende eeuw beschouwd werd als grootste portrettist na Titiaan.

In acht intieme zalen zijn zesenveertig portretten bijeengebracht. Eén daarvan is afkomstig uit het Jacquemart-André zelf, de andere zijn geleend uit de topcollecties van de wereld, van de Hermitage, de National Gallery tot het Mauritshuis. Naar aanleiding van de portretten wordt getoond waar Van Dyck werkzaam is geweest: Antwerpen, Italië, Holland, Engeland. Reeds in de eerste zaal wordt duidelijk hoe getalenteerd Van Dyck op vroege leeftijd was. Het portret van een jonge familie met een baby’tje uit de collectie van de Hermitage (Sint Petersburg) toont een levendig gezin. De jonge Antoon was wellicht nog geen twintig toen hij dit portret schilderde en op dat moment werkzaam in het atelier van Rubens in Antwerpen. De schilder speelt letterlijk met de verschillende elementen in de compositie; de stoel, de handen van het stel die het kindje liefdevol omringen, de positie van het kindje op de schoot van de moeder maar met de blik gericht naar de vader, het geheel is buitengewoon aandoenlijk. Dat Van Dyck al vroeg volwassenheid in zijn werk bereikt is evident. De tentoonstelling laat zien dat hij gedurende zijn hele carrière werken van diezelfde hoge kwaliteit blijft maken. 

Tekeningen

Portet van Charles I, c.a. 1637, olie op doek, Gemaeldegalerie Alte Meister, Staatlische Kunstsammlungen (Dresden)

Portet van Charles I, c.a. 1637, olie op doek, Gemaeldegalerie Alte Meister, Staatlische Kunstsammlungen (Dresden)

Een genot is, dat er naast een dertigtal schilderijen eveneens tekeningen te zien zijn. Deze tonen prachtig hoe Van Dyck ook op papier de ziel van de geportretteerde pakkend wist neer te zetten. Enkele getoonde tekeningen zijn ontstaan in voorbereiding op schilderijen. Een groot aantal is echter gemaakt als voorstudie voor gravures.

Een van de prachtigste tekeningen, het zal de Nederlandse bezoeker tevreden kunnen stemmen, is afkomstig uit ons eigen Rijksprentenkabinet: een studie voor een portret van Charles I van Engeland (1600-1649). In 1632 wordt Van Dyck voor Charles I wat zijn grote voorganger Titiaan was voor Karel de Vijfde: de portrettist van de koning, van zijn vrouw Henriette-Marie en van hun familie. Van Dyck leefde intiem samen met de koning en was daarmee een ware schilder ‘gentilhomme’. Het portret toont Charles I met een melancholische blik en uitbundige kanten col. 

Erg intiem

Zelfportret, c.a. 1622, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

Zelfportret, c.a. 1622, olie op doek, Nationaal Museum de Hermitage (Sint Petersburg)

De zalen van de tentoonstellingsruimte van het Jacquemart-André zijn intiem. Mede door de grootte ervan (ze zijn vrij klein), maar ook door de aankleding verzorgd door Hubert le Gall. Deze Le Gall is een bekende Franse ontwerper die reeds voor een tiental grote tentoonstellingen in Parijs de aankleding voor zijn rekening nam. Voor deze gelegenheid kleedde hij de ruimtes aan met zwaar, donkerrood velours. De sfeer is daardoor warm en prettig en past erg goed bij de statigheid van de portretten van Van Dyck: deze komen hierdoor goed tot hun recht.

Ondanks die statigheid, de arrogantie en de aristocratie van enkele geportretteerden slurpt ieder portret de toeschouwer naar binnen: is het niet een levendige blik dan is het de wolligheid van de kleding, de pose van de handen of de reflectie van een sieraad of een wapen. Van Dyck schilderde tijdloze portretten die ook bij de hedendaagse toeschouwer enorm tot de verbeelding spreken.