‘Deze wand moet zeker eerst nog wit worden gemaakt?’
.
In 2007 doken ze overal op: affiches met een mysterieus, roodharig Zeeuws Meisje. Een stijlvol startschot van de heropening van het Zeeuws Museum in Middelburg, dat vanwege een verbouwing zeven jaar gesloten was. Het museum staat inmiddels bekend als dwars en eigenzinnig. Vanwege curieuze wonderkamers, tussenruimtes met loungemuziek. Verlichting en inrichting geven je in sommige zalen het gevoel alsof je ineens een dure juwelierszaak bent binnengestapt. Deze maand komt het museum met zijn ‘eerste grote blockbuster’, aldus directeur Valentijn Byvanck.
Hij was jarenlang directeur van een gesloten museum, maar kwam toch elke keer weer in het nieuws. Onder andere door klachten van de SGP, die geshockeerd was door een beetje bloot in de film Stripshow 1850. En eind april werd bekend dat het schilderij ‘Gebed voor de maaltijd’ van Jan Toorop terug moet worden gegeven aan de erfgenamen van de voormalige joodse eigenaar. Maar er was ook positief nieuws: de trots van het museum, het wandtapijt ‘Het beleg van Zierikzee’, fungeerde als topstuk op exposities in New York en Madrid. En nu is er dus de opening van de nieuwe tentoonstelling ‘Terug naar Zeeland’, met Zeeuwse schatten uit de collecties van onder andere Het Mauritshuis en Het Rijksmuseum.
Allereerst: hoe bent u in het Zeeuws Museum terecht gekomen, vanuit welke achtergrond?
Fotografie: Chris Reinewald, Museumvisie |
“Ik ben cultuurhistoricus en heb in Utrecht en New York gestudeerd. Ik heb mijn proefschrift in dienst van het Metropolitan Museum of Art in New York geschreven. En daarna wist ik het even niet meer. Ik had geen zin om naar de universiteit terug te keren. Ze hebben me nog even gepolst voor een eventuele baan als hoogleraar, maar ik heb toen de knoop doorgehakt en ben terug naar Nederland gegaan. In 1998 mocht ik in Museum van Loon in Amsterdam een tentoonstelling organiseren. Daar heb ik alles zelf gedaan: de selectie van het werk, uitnodigingen schrijven en postzegels plakken, vitrines bestellen en praten met de pers. Daarna heb ik drie jaar bij Witte de With in Rotterdam gewerkt en ben vervolgens door een headhunter naar Middelburg gehaald. Ik kan hier van alles combineren en heb dan ook heel veel interesses. Naast beeldende kunst ook bijvoorbeeld film en architectuur, maar ik heb ook talkshows en debatten gedaan. Mijn positie is altijd die van een buitenstaander geweest. Misschien heb ik dat ook wel bewust in stand gehouden: als outsider kun je zelf bepalen wat je doet en ook zonder blikken of blozen de gekste vragen stellen. Ik zwerf graag tussen categorieën.” We gaan naar de derde verdieping, naar de nieuwe tentoonstelling ‘Terug naar Zeeland’. De werken hangen op een knallend blauwe achtergrond en worden geflankeerd door een eigentijdse muurschildering. “Een tentoonstelling oude kunst, dat is iets waarmee je gemakkelijk óf in het conventionele, óf in het buitenissige terechtkomt. We weten allemaal hoe zo’n tentoonstelling er bij het Dordrechts Museum of het Rijksmuseum uitziet. Aan de andere kant heb je zoiets als het Kunsthalgenre, waarin soms zoveel gekkigheid wordt uitgehaald dat mensen niet meer naar het werk zelf kijken. Daarom hebben we goed nagedacht hoe we dit vorm wilden gaan geven. We hebben zelf de eerste opzet bedacht, met het blauw en de vlakverdeling. Daarna zijn we verder gegaan met bureau Vorm & Decor. We hebben ook aan vormgever Arne Quinze gedacht, maar de ruimte hier is vrij lastig: smal, met een balkenplafond. We hebben wel zijn zitmeubels gebruikt.
De tentoonstelling lijkt een beetje op jullie wonderkamers op de bovenste verdieping: alles kris kras door elkaar, zodat elk voorwerp zijn eigen verhaal kan vertellen, los van de context?
“Alles hangt inderdaad dwars door elkaar. Achronologisch, athematisch. De keuze is gemaakt naar compositie, alles dwingt je om niet de geijkte paden in te slaan. Je kunt heel dicht bij de schilderijen komen. Met het risico dat het publiek de werken gaat aanraken, maar dat moet dan maar. Het was wel een lastige opgave: je wilt niet expres tegendraads zijn, het blijft natuurlijk wel een serieuze tentoonstelling. We hebben geprobeerd een nieuwe methode te bedenken en het publiek mag zelf bedenken wat ze er van vindt. We draaien pas een paar dagen, maar tot nu toe heeft niemand nog gezegd: ‘wat zijn die schilderijen vreemd opgehangen!’ Iedereen vindt het blauw heel mooi, en de mummiekat. Het is een moeilijke tentoonstelling om te maken, omdat het lastig is al die werken los te weken. Maar voor het publiek is het een mooie, eenvoudige manier om trots op Zeeland te zijn. Er is echter wel een subtekst aanwezig: dit zijn allemaal werken die we ooit ‘verkwanseld hebben’. Mensen roepen dan ach en wee, wat zonde dat we ons Zeeuwse erfgoed zo hebben weggegeven. Ik vind het ook verschrikkelijk jammer dat we dit niet meer in ons bezit hebben. Maar als we morgen de provinciale hedendaagse kunstcollectie bij het straatvuil zetten, dan is er niemand die protesteert!”
Daarom ook die opvallende wandschildering?
“Ja, die spiegelt eigenlijk dat commentaar. Het is een eigentijdse collage van dingen die ook op zaal voorkomen. Erg knap gedaan, superstrakke lijnen, en dat op zo’n poreuze oude muur. Mensen die uitsluitend van oude kunst houden kijken wel raar als ze binnenkomen. En er kwam laatst een koerier langs die opmerkte: ‘deze wand moet zeker eerst nog wit worden gemaakt?’ Een mooi contrast met de uitstraling van bijvoorbeeld de portretten. Het is lastig voor ons om te realiseren hóe vermogend de mensen in die tijd konden zijn. Middelburg was toen grootser dan Amsterdam. Die puissante rijken zijn alleen te vergelijken met de Abramovitsjen van nu. Omhangen met sieraden, er zaten hier tientallen juweliers speciaal om die mensen aan te kleden. Schilderijen als de landschapjes van Christoffel van den Berghe verkochten als warme broodjes. Die schilder was zo succesvol dat hij werd aangeslagen in de hoogste belastinggroep.
Op welke werken krijgen jullie de meeste reacties?
Toch klagen sommige bezoekers dat er zo weinig informatie over de museumobjecten te vinden is.
“De informatievoorziening blijft een lastig onderwerp. Wil je het hele verhaal vertellen, dan moet het museum een enorm boek worden. Ik neem die opmerkingen zeker serieus, het verlangen naar informatie is goed te begrijpen. Maar het museum moet weer een beeldinstituut worden, da’s nu juist het mooie en unieke aan een museum. Van tijd tot tijd gooien we het publiek hier absoluut in het diepe, misschien is dat best een beetje onvriendelijk van ons. Maar het alternatief is dat ze van label naar label lopen, of dat de labels gaan dicteren wat ze moeten zien. Onze manier irriteert soms een enkeling, maar er is niet echt een tussenweg. Mensen vinden het radicaal, maar zo extreem zijn we niet. Er zijn objectteksten, touchscreens en films. De informatie is er wel, maar mondjesmaat.”
Had u voor de inrichting van het Zeeuws Museum bepaalde voorbeeldmusea voor ogen?
“Niet zo letterlijk, maar ik kan wel een aantal goede locaties en ideeën noemen. Het Centraal Museum in Utrecht onder Sjarel Ex, vond ik een voorbeeldig museum. Of De Pont in Tilburg: heerlijk omdat het zo groot is, met veel mooie ruimtes om het werk te tonen. En het café van het Stedelijk Museum is een perfecte tijdelijke ruimte voor als je eventjes niet in het museum wilt zijn. Ook erg leuk zijn de hands-on programs van het British Museum. Daar lopen gastvrouwen en -heren met een soort letterbakje met bijzondere objecten, stenen, beeldjes enz. Ze spreken de bezoekers aan: ‘wat u daar achter glas ziet, dat heb ik hier bij me! Voel maar, raak maar aan!’ Dan kun je zelf ervaren hoe zwaar die steen is, of hij snel warm wordt in je hand. Een heel direct contact, als een soort cadeautje. Zoiets zou goed bij ons museum passen: mensen moeten dichtbij kunnen komen, ze moeten het échte werk zien. We zijn geen geschiedenisles of handboek: compositie gaat voor inhoud. Maar het bleek toch lastig om dat allemaal te realiseren. Tot een jaar voor de opening bleef het idee bestaan dat er aparte stijlkamers voor de zeventiende en achttiende eeuw moesten komen. Men hield sterk vast aan de oude orde. Maar porselein uit die twee tijdperken lijkt vrijwel precies hetzelfde, gooi het dan gewoon allemaal bij elkaar! Durf als conservator een stap opzij te zetten en laat een kunstenaar zalen inrichten, met de dingen die hij mooi vindt. Je moet altijd uitgaan van de eigen kracht: wat mooi is moet je vergroten en exporteren, wat nog niet mooi is moet je mooi maken. Dat heeft alles met marketing te maken, met het bieden van een nieuw perspectief. En hopelijk zeggen mensen dan: ‘hé, zó zie ik het ook, nu begrijp ik waarom we dit moeten bewaren!'”
Lees ook Bizarre dwaaltochten van ons cultureel erfgoed: Terug naar Zeeland.