Zoete woordsnoepjes of een bittere pil
In Mijn lieve gunsteling (2020), de nieuwe roman van Marieke Lucas Rijneveld, begeert een negenenveertigjarige veearts een veertienjarig kind. Het zijn twee getraumatiseerde karakters: de veearts door incest in zijn jeugd, het kind door een gestorven broertje en een daarna verdwenen moeder. Ze vinden elkaar in hun door verlies getekende levens.
Het kind, een jongensachtig meisje, woont op een boerderij met een vader en broer die nauwelijks in staat zijn om een gesprek te voeren. Koeien melken kunnen ze wel, net als naar de kerk gaan en complexe zaken stilzwijgen.
De veearts, die ook de verteller van het verhaal is, komt regelmatig langs om de dieren van het boerenbedrijf te controleren en om zijn obsessie met het tienermeisje te voeden. In zijn busje heeft hij een donzig matras gelegd, posters opgehangen van koningin Beatrix en Kurt Cobain – twee figuren die het kind fascineren – en er zijn smurfensnoepjes. Het is een vies kinderpaleisje.
De veearts is berekenend in zijn liefde en werkt gedurende de roman toe naar de voor hem ultieme bevrediging. De lezer komt zo terecht in de donkere krochten van zijn seksualiteit en wordt opgezadeld met verboden, onsmakelijke acties.
Tragisch figuur
Rijneveld schrijft alles haarfijn op. Ze kent de perverse porno-nasmaak van de incognito burger – het animale in de lezer – en buit dat nachtelijke schaduwsentiment tot op het bot uit. De paginalange zinnen zonder punten, zonder witregels, denderen door en lezen als een vernuftig en aantrekkelijk woordenbraaksel. Degene die ze eruit kotst – de veearts – is even beverig als monsterlijk. Zijn ingewanden zijn zwart en zuur en met weerzin blijf je doorlezen.
De schamele opluchting die je als lezer kunt voelen, zijn de passages die erop wijzen dat deze man uiteindelijk voor het gerecht komt. Ook zijn vrouw zorgt voor de nodige verlichting. Hoewel ze niet bij hem weggaat als ze zijn kinderliefde ontdekt, scheldt ze hem in ieder geval de huid vol. Maar we kunnen haar niet van dichtbij horen walgen; de veearts is onze enige toegang tot de anderen en dat is benauwend.
Zijn eigen incestverleden biedt ook enige houvast om tot een beetje sympathie te komen voor deze tragische figuur. De veearts zit klem in een onbewust, wraakzuchtig determinisme. Wat zijn moeder hem aandeed, doet hij nu met het kind.
Voorbij het goede
Er komt ongetwijfeld een bladzijde waarop de vraag zich aandient bij de lezer: waartoe dient dit? Waarom moet ik dit lezen? Is het puur vanwege de literaire taal, de overvloed aan rijke woorden en beelden die Rijneveld meester is? Draait het om zelfinzicht? Is het verhaal als een spiegel voor onze meest afzichtelijke behoeftes?
Of kunnen we de openbaringen van de veearts wegleggen als ziek, gestoord en niets anders? Is de esthetische taal juist een reden om het boek dicht te slaan? Zodat we ons niet laten verleiden in de klauwen van een beest door zoete woordsnoepjes.
Rijneveld creëert met de veearts een personage dat de moraliteit ver voorbij is. In zijn eigen psyche, die hij in detail en met overtuiging beschrijft, is zijn liefde voor het meisje zuiver. Maar dat gaat hopeloos verloren in zijn handelen. De laag van beschaving die mensen doorgaans intact proberen te houden, is hem in essentie vreemd.
Hoewel hij zijn capriolen zo lang mogelijk verzwijgt en hier en daar beseft dat zijn verlangens smerig zijn, lijken die inzichten vooral voort te komen uit eigenbelang en niet zozeer uit moreel besef. Hij wil niet dat zijn contact met het kind stopt en dus, begrijpt hij, moet het geheim blijven voor anderen.
Richting het einde van zijn betoog beweert hij voor de magistraten die hem zullen berechten dat hij zich weinig meer herinnert van de hele situatie, dat het kind ‘ziek’ was en dat hij het beste probeerde te doen met zijn ‘tere ziel’. In het theater van zijn ware liefde blijkt hij ook een ware verrader te zijn.
Een Freudiaanse dictatuur
Zonder ethiek kan alles. Er zijn geen wetten meer, geen sociale regels, en dat biedt ruimte voor tirannie. De veearts domineert de wereld van het meisje en hij domineert de roman; er is geen ander perspectief dan de zijne. Het meisje heeft intussen twee imaginaire vrienden: Hitler en Freud. Ze voert gesprekken met hen. Die twee mannen resoneren door de hele roman. De wetteloze, dictatoriale wereld van Mijn lieve gunsteling is als een donker onderbewuste dat beklemmend, dierlijk en obsessief is.
Als lezer laat je je wat verdoofd meevoeren in het geheel en geef je de strijd al vrij snel op. De personages doen niets nastrevenswaardig. Je leest niet door omdat de roman je iets leert of omdat je je verbindt aan de karakters, en je leest ook niet door omdat je verwacht dat het toch nog beter zal worden. Er is eigenlijk een gebrek aan verwachtingen, los van de perverse climax waarvan je vermoedt dat die zich vroeg of laat zal aandienen: de penetratie.
Schrijven om afkeer op te roepen is klassiek. Natuurlijk scheert Rijneveld met deze roman langs Lolita van Vladimir Nabokov, maar ook schrijvers als Michel Houellebecq en Ottessa Moshfegh – hetzij op heel andere manieren en vaak verlicht door scherpe, absurdistische humor – cultiveren afkeer in hun werk. Ze lijken te suggereren: in deze roman valt niks verhevens te halen, lower your expectations, lezer, want de personages hier staan met lege handen. Ze zijn het uitschot van de morele wereld of verkeren minstens op de randen ervan. Hun acties en fantasieën zijn giftig – ze zijn alcoholist, moordenaar of seksverslaafd – en dat heft de normatieve meetlat op die we in ons dagelijks leven met ons meedragen.
Naast afkeer, shock of ongeloof, creëert dat ook ruimte voor een vreemd soort verademing. De slechte versie van onszelf, hoe mild ook in verhouding tot de personages, zal niet veroordeeld worden door de roman. Ná de moraliteit is er een niet-veroordelende vrijheid die tot extreme gekte kan leiden, maar ook tot opluchting. We hoeven ons niet langer beter voor te doen dan we zijn.
Popcultuur en psychopathologie
Is er dan niets lichts te beleven in Mijn lieve gunsteling? Niet zoveel nee, het is vooral ernst. Maar Rijneveld plaatst het verhaal rondom de millenniumwisseling en dat levert dan toch momenten van identificatie op. Er komen veel referenties langs: Kurt Cobain, koningin Beatrix, Windows 95, WordArt, Harry Potter, Roald Dahl, de films van Tim Burton, Nine Eleven, ‘Warwick Avenue’ van Duffy, de Hitkrant, Haribo-kikkertjes, maar ook het gereformeerde dorp dat, toch best grappig, ‘The Village’ wordt genoemd, alsof het een hippe koffietent in refostijl is.
Het veertienjarige meisje duikt vol in de populaire cultuur van haar tijd en zal later zelf muzikant worden. De veearts heeft zijn eigen verwijzingen: Samuel Beckett, Leonard Cohen, Stephen King, Pink Floyd. De tekstbronnen die ze delen zijn bijbels. De veearts citeert uit Het liedboek der kerken, het kind uit 1 Korintiërs 13.
Hoewel al die referenties de lezer betrokken houden door kleine injecties van culturele herkenning, worden ze toch ook vooral overschaduwd door de psychopathologie van de karakters. Het kind heeft een fascinatie voor de suïcidale Kurt Cobain, ze noemt de veearts ook ‘Kurt’, en de fixatie op koningin Beatrix benadrukt vooral de afwezige moederfiguur in haar leven. Bij Duffy draait het om de door tranen uitgelopen zwarte mascara op haar gezicht en het doorboren van de Twin Towers is, naast een terroristische aanslag, vooral doelwit van de waanbeelden van het kind (ze denkt dat ze kan vliegen en schuldig is aan de catastrofe) en een opzichtig fallussymbool.
Ook de veearts verwart allerlei songteksten met zijn kinderliefde. Hij voedt zijn ‘lieve gunsteling’ cultureel op door haar mee te nemen naar de bioscoop en vertelt haar dat ze Bonnie en Clyde zijn. Als hij voor het eerst zijn ‘moordenaarsgewei’ aan haar laat zien, fluistert hij iets van Beckett en een zin uit het Hooglied.
Sinistere literatuur
Rijneveld heeft een zelfverzekerde plotkeuze gemaakt, waarmee ze de wereldliteratuur uitdaagt, en die strak uitgewerkt. Dat geldt ook voor de literaire stijl die ze rigide hanteert. Mijn lieve gunsteling staat vol evocatieve zinnen die maar blijven uitdijen. In het begin zoek je nog de punten op de bladzijde, totdat je het maar opgeeft en je laat meevoeren op de cadans van de openbaring van de veearts.
Het is een stortvloed aan associatieve woorden, beelden en referenties die in combinatie met de wringende thematiek resulteert in een beklemmende leeservaring. Rijneveld schrijft met Mijn lieve gunsteling sinistere literatuur in een verleidelijk vocabulaire. De nasmaak is niettemin bitter.