Het meest veelzijdige stukje vlees
.
In Ricus van de Coeverings debuutroman Sneeuweieren draaien een moeder en een zoon ontevreden mee in het door de vader uitgestippelde leven. Als aan die ontevredenheid niets gedaan wordt, dient zich een gruwelijk lot aan. Sneeuweieren is een gedegen en goed geschreven verhaal dat moeiteloos in één ruk uitgelezen kan worden.
Het kan niet anders of lezers van Sneeuweieren eten de komende tijd minder kip dan voor de lezing. De roman ademt kippen: kippenstront, kippenveren, kippendons en kippeneieren. De beklemming van het platteland lijkt gewoon op die ren van vader Harm vol met jeukveroorzakende, strontspuiende, in stofwolken rondstruinende troep kippen aan wie het in het boek geportretteerde gezin zo onlosmakelijk verbonden is. Het kan ook aan mij liggen. Ik was vier toen ik op een boerderij kwam te wonen, waar één van onze buren ook zo’n hal vol kippen had. Ik banjerde al snel door de idyllisch aandoende bossen die onze boerderij omgaven, maar die, zo bleek al snel, vol zaten gepropt met dood gevogelte. Exit plattelandsidylle.
Een voorbeeldig leven
Harm uit Sneeuweieren is net zo’n man als die buurman van mij. Hij staat ’s ochtends voor dag en dauw op, loopt naar zijn ren met kippen en doet de hele dag niets anders dan hun eieren in doosjes sorteren; propt in een geile bui zelfs zo’n kip op z’n roede om vervolgens aan het eind van de dag één van die beesten de kop eraf te hakken om het bij moeder de vrouw in de pan te gooien. Harm ziet kortom de kip als het meest veelzijdige stukje vlees, niet zijn uit Ghana geadopteerde, dertienjarige zoon David of zijn vrouw Olga. Harm vindt dit leven bijzonder voorbeeldig en ziet al voor zich hoe David later de tent gaat runnen. David heeft echter heel andere plannen. Arts of bioloog wil hij worden, en hoewel hij jong is weet hij nu al zeker dat hij niets te zoeken heeft op de plek waar hij opgroeit. Hij lacht zijn vader uit als die onbenullige feitjes opdist over het leven op de boerderij en piept er op onbewaakte momenten tussenuit om in de buurt met een gejatte aansteker terreur te zaaien.
Nadat de spanningen tussen vader en zoon op een onafwendbaar noodlot zijn afgestevend, is het Olga die als laatste aan de ellende ten onder gaat. Zij was toch al nooit op haar plek in het huwelijk met de noeste Harm en zijn kippen: ze was veel liever zangeres geworden. Als Harm dit voor het eerst hoort, fluit hij tussen zijn tanden en zegt dan: “Zangeres, da’s niet niks.” Einde gesprek. Van de Coevering heeft een groot talent om, bijvoorbeeld middels een doodlopend stukje communicatie als dit, de ‘niet-lullen-maar-poetsen’-cultuur van de plattelanders weer te geven. Voor wie het eerste gedeelte van Bruno Dumont’s film Flandres nog helder voor de geest staat: Sneeuweieren roept dezelfde sfeer op, waarin mensen alleen uit pure noodzaak het woord tot elkaar richten.
Terug naar Ghana
Sneeuweieren is een redelijk strak ingekaderd verhaal dat maar zelden uit de bocht vliegt. Je houdt wel een paar vragen over aan sommige passages (is er dan niemand die weet dat David wel degelijk kan zwemmen? Wat mijmert de als vroegwijs geïntroduceerde David nu over de mogelijkheid ‘vanavond nog’ terug te wandelen naar Ghana?), maar dat staat volstrekt niet in verhouding tot de grote kracht die dit boek herbergt. Eerst hou je als lezer rekening met het feit een vooral erg degelijk geschreven debuutroman in handen te hebben, waardoor het wat woester verlopende tweede deel extra hard aankomt. En o ja: de scène waarin Olga in een zelfvervaardigde jurk de kippenschuur betreedt, is weergaloos en maakt je voor het eerst alert op wat eigenlijk met dit boek zou moeten gebeuren: er zou een film van moeten worden gedraaid. Waar je als toeschouwer natuurlijk kippenvel aan overhoudt.